njjn

Vaccinatieperiode verlengd in strijd tegen IBR

Minister Clarinval heeft enkele belangrijke beslissingen genomen in het IBR bestrijdingsprogramma. Ten eerste wordt het verbod op vaccinatie uitgesteld. Ten tweede zet de Minister de deur open voor afwijkingen op het afvoeren van dragerdieren binnen 90 dagen, mits strikte voorwaarden. Ten derde wordt de controle op het naleven van de maatregelen in de IBR wetgeving en met betrekking tot traceerbaarheid opgeschroefd, op nadrukkelijke vraag van de landbouworganisaties. De Minister benadrukt dat de ambitie om in 2027 vrij van IBR te geraken, staande blijft.

De landbouworganisaties onderschrijven dit doel. Door de ongunstige evolutie van de IBR-situatie sinds begin dit jaar werden meerdere maatregelen genomen om de toename van het aantal besmettingen snel te stoppen. Het vaccinatieverbod dat in werking moest treden op 1 april 2025, wordt uitgesteld tot 1 november 2025, in afwachting van een herevaluatie, waardoor de dieren beter beschermd zullen worden. 

Op korte termijn moeten de  dragerdieren afgevoerd worden, zodat er op de besmette bedrijven geen viruscirculatie meer is. Nu het einddoel loslaten, is een ramp voor de sector en de bedrijven die de inspanningen gedaan hebben om vrij te raken. IBR of Bovine herpesvirus type 1 is dan wel een economische ziekte en ongevaarlijk voor mensen, maar de productieverliezen kunnen hoog oplopen. IBR veroorzaakt verlies van dieren, dierenleed en kosten door tegenmaatregelen en verhoogd antibioticumgebruik.

Ongunstige epidemiologische situatie

In november en december zijn talrijke dragerdieren afgevoerd van besmette bedrijven. Door onveilige handel, het mengen van runderen met verschillende status en onvoldoende bioveiligheid, heeft dit geleid tot insleep van het virus in vrije bedrijven. Waar de sector in januari juichte met minder dan 1000 dragerdieren, zijn er ondertussen een drievoud besmette dieren bijgekomen. 
 

Vaccinatie als hulpmiddel
Vaccinatie, wanneer correct toegepast, kan een hulpmiddel zijn om verspreiding tegen te gaan. Het vaccinatieverbod werd uitgesteld tot ten minste november 2025. Bij besmette bedrijven geldt nog steeds een vaccinatieplicht. Ondertussen geeft de Minister de opdracht aan experten en de sector zelf om een sneladvies uit te werken over de voorwaarden waarbij vaccinatie stopgezet kan worden. Veehouders van vrije bedrijven kunnen samen met de bedrijfsdierenarts beslissen om te starten met vaccineren. Belangrijke kanttekeningen daarbij zijn dat vaccinatie nutteloos is, als er geen andere bioveiligheidsmaatregelen genomen worden. Vaccinatie kan het virus niet volledig tegenhouden, maar kan verspreiding remmen. Dragerdieren die gevaccineerd worden, zullen het virus nog steeds uitscheiden. En deze dieren zijn moeilijker op te sporen.

De Europese diergezondheidswetgeving legt op dat bedrijven die starten met vaccineren de status van “IBR-vrij” verliezen. Dit omdat de kans groter is dat er ongedetecteerde besmette dieren aanwezig zijn. Om het statuut “negatief met behoud van vaccinatie” te behouden, moet een jaarlijkse steekproef of een tweemaandelijkse screening via tankmelk uitgevoerd worden. Bedrijven met het statuut “negatief met behoud van vaccinatie” moeten uiteindelijk opnieuw kunnen bewijzen dat ze virologisch vrij zijn door een volledige stalbilan én kunnen pas het statuut “vrij” opnieuw krijgen na twee jaren niet vaccineren. DGZ kan advies geven aan veehouders die willen starten met vaccineren.

Derogaties voor bepaalde bedrijven
Minister Clarinval zet de deur op een kiertje voor bedrijven die er niet in slagen om de besmette dieren binnen 90 dagen af te voeren. De voorwaarden voor deze afwijking op de huidige IBR-wetgeving moeten nog afgelijnd worden. Maar de bedrijven die besmette dieren langer willen aanhouden, zullen geen risico mogen vormen voor bedrijven die vrij zijn. Ook zullen de besmette bedrijven die willen afwijken van de afvoertermijnen, afstand moeten doen van de vergoeding vanuit de Sanitair Fonds. Bovendien zal elke beweging van dieren naar en van deze bedrijven strikt gescheiden worden van de reguliere handel en gecontroleerd worden door het FAVV.

Verstrengde controles
De landbouworganisaties blijven erop hameren dat de handel en beweging van runderen veiliger moet. De talrijke bedrijven die nu te maken krijgen met insleep, zijn een gevolg van onvoldoende aandacht in de handel voor de diergezondheidsstatus van een rund. En dit is niet alleen voor IBR spelen met vuur. De landbouworganisaties eisen tijdige registraties en een “nearly-real-time” opvolging van runderen in de handel. Elke veehouder die een rund aankoopt, moet volledig inzicht kunnen krijgen in waar het dier geweest is en voor hoelang. We vragen aanpassingen van de wetgeving zodat runderen geen 30 dagen in de handel kunnen zijn én een diergezondheidsstatuut voor handelaarsstallen. Het door ARSIA en DGZ ontwikkelde BEEFMOVE-systeem kan daarbij ingezet worden.

De vakgroepen blijven benadrukken dat nu de enige weg, de weg vooruit is. Enkel door het zo snel mogelijk afvoeren van besmette dieren kan het risico op verspreiding van het virus ingedijkt worden. Pas als België de vrije status behaald heeft en “virologisch vrij” beschouwd kan worden, kan er ruimte zijn voor versoepelingen. We – zowel overheid als de hele keten – moeten dit doel in focus houden.