cartoon

Wisselend inkomen voor industriegroentetelers

In Vlaanderen wordt een divers gamma aan industriegroenten geteeld, van akkerbouwmatig tot arbeidsintensief. Het grootste aandeel van de industriegroenten is bestemd voor de diepvriesindustrie die voornamelijk in West-Vlaanderen gelegen is. Sommige van deze teelten staan maar kort op het veld, andere tot laat in de winter of tot in de lente. De prijsvorming ligt zo goed als vast in het begin van het seizoen. De opbrengsten, alsook deels de kosten, worden bepaald gedurende de periode op het veld. Dit verklaart mede het wisselend inkomen als groenteteler.

De voorbije 10 jaar kenden we grote verschillen in weersomstandigheden, van hittegolven tot langdurige droge en extreem natte periodes. De matige jaren waren eerder beperkt. Dit weerspiegelt zich enerzijds in de opbrengsten (volume/kwaliteit) van de teelten, anderzijds in de kosten (onder andere gewasbescherming, loonwerk en seizoenlonen, onderhoudskosten inclusief energie). Daarbovenop stegen de kosten algemeen over de jaren heen verder door. Voor een aantal kostenposten – zoals bemesting en energie – kenden we een piek in 2022 en kwamen we niet meer op het niveau zoals voorheen.

Gewasbeschermingsmiddelen verdwijnen

Het beregenen van groenten helpt om opbrengst- en kwaliteitsverlies te beperken en is tijdens langdurige droogte zelfs noodzakelijk, maar brengt ook extra kosten met zich mee. Dan gaat het enerzijds om de investering in een beregeningsinstallatie en anderzijds om de energie (elektriciteit/brandstof) en de werkuren. Bovendien moet je ook water ter beschikking hebben. Daarentegen werden we in 2023 en 2024 geconfronteerd met een nat voor- en/of najaar. Om schade aan de bodemstructuur zo veel mogelijk te vermijden tijdens het betreden van het perceel is een drainage een meerwaarde. Groenten hebben namelijk een specifieke groeiperiode en een minimumaantal groeidagen op het veld nodig om een goede opbrengst te behalen.

Het wetgevende kader maakt het niet eenvoudig om industriegroenten te telen. De voorbije jaren zijn er verschillende gewasbeschermingsmiddelen verdwenen, waarna er geen alternatieven in de plaats kwamen of het alternatief een stuk duurder was. Vanuit de mestwetgeving zijn de bemestingsnormen verlaagd in regio’s waar de doelstellingen nog niet zijn behaald, of gelden er verplichte afstanden tot waterlopen. Precisietechnieken voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen worden steeds vaker toegepast, maar brengen ook extra kosten met zich mee.

Telers worden werkgever

Het vinden van goede werkkrachten tijdens het planten, onderhouden of oogsten van voornamelijk arbeidsintensieve teelten zoals bloemkool, spruitkool en prei blijft een uitdaging. Het zijn grotendeels buitenlandse werknemers van binnen of buiten de EU die aan de slag gaan. Vele bedrijfsleiders worden hierdoor werkgever. Dit betekent extra administratie en opvolging van de werknemers. Bijkomend moet er geïnvesteerd worden in het welzijn en een veilige werkomgeving voor zowel de werknemers als werkgever. Aan het tewerkstellen van personeel hangt een kostenplaatje, dat zoals andere kosten een stijgende trend kent.

figuren
Contractprijzen blijven op hetzelfde niveau

Telersverenigingen, zoals Ingro en BND, onderhandelen jaarlijks de contracten met de afnemers van industriegroenten. Behalve de prijsvorming worden ook de voorwaarden voor het telen en leveren van de groenten, zoals het volume en de kwaliteit, besproken. Voor heel wat teelten bleef de contractprijs op eenzelfde niveau gedurende meerdere jaren. In 2022, 2023 en 2024 werden enkele broodnodige stijgingen verkregen tijdens de al dan niet moeilijke onderhandelingen. Voor seizoen 2025 moesten onder andere bonen, grote wortelen (exclusief schijfwortelen) en erwten bij verschillende telersverenigingen terug inleveren (ongeveer 7,5%).

Bonen en wortelen zijn twee belangrijke akkerbouwmatige groenten op Vlaams niveau. In figuur 1 en 2 wordt de saldo-index en de evolutie van de contractprijs weergegeven voor bonen en grote wortelen (type flakkeese en schijfwortelen samen) met als bestemming diepvriesindustrie. De saldo-index geeft het saldo (bruto-opbrengst – variabele kosten) per jaar weer ten opzichte van het gemiddelde saldo 2020-2024 in percenten. De saldo-index is gebaseerd op cijfers uit de focus-bedrijfseconomische boekhouding van Boerenbond. De evolutie van de contractprijs wordt procentueel per jaar teruggegeven ten opzichte van 2016. Voor 2024 zijn de resultaten nog niet definitief.

Enkele belangrijke teelten

Bonen. Groene bonen voor de industrie staan een korte periode op het veld. Minder gunstige weersomstandigheden gedurende deze teeltperiode hebben een grote impact op de kilo-opbrengsten. Afhankelijk van de zaaiperiode en de regio kan de opbrengst tussen bedrijven (sterk) verschillen. Niettemin viel de opbrengst algemeen meerdere keren tegen van 2016 tot 2024 door onder andere lange periodes van droogte en/of hitte. Dit resulteerde in 2018, 2019, 2020 en 2022 in een negatief arbeidsinkomen (bruto-opbrengst – totale kosten). In 2023 waren er goede tot zeer goede opbrengsten. Samen met de broodnodige stijging van de contractprijs werd in 2023 een saldo bereikt dat ruim dubbel zo hoog was dan het gemiddelde saldo gedurende de periode 2020-2024. 

Zaaigoed en gewasbescherming zijn belangrijke variabele kosten. De prijs van zaaigoed steeg sinds 2016 met ongeveer 30%, onder andere door de alternatieven voor de weggevallen van de zaadcoating. De gewasbeschermingskost heeft eerder een fluctuerend beeld, maar met een stijgende trend. In matige seizoenen, zoals 2021 en 2023 (meer neerslag/vochtige omstandigheden), hebben bonen vaak nood aan een extra ziektebestrijding die resulteert in een sterkere stijging van de gewasbeschermingskost ten opzichte van de trend.

Grote wortelen. In tegenstelling tot bonen staan grote wortelen (type flakkeese en schijfwortelen) lang op het veld. De oogst begint in het najaar maar kan uitlopen tot het begin van het volgende jaar. Ook bij wortelen kan de opbrengst sterk fluctueren over de jaren heen door de weersomstandigheden. 

Het begint bij een goede opkomst, maar ook de groei tijdens het seizoen bepaalt of er een goede opbrengst en/of een goede sortering in zit. Langdurige periodes van droogte kunnen de groei doen stilvallen met tegenvallende opbrengsten als gevolg. In 2020 (droog) en 2023 (nat) werden in het algemeen mindere tot sterk tegenvallende opbrengsten behaald. Het teeltseizoen 2020 eindigde gemiddeld in een negatief arbeidsinkomen. Mede door de broodnodige contractprijsstijging zit het saldo in 2023 op een gelijkaardig niveau als 2022. Niettemin ligt het saldo voor beide jaren onder het gemiddelde van 2020-2024 en eindigden beide met een eerder laag arbeidsinkomen. Net zoals bij de bonen kunnen we voor wortelen een groot verschil waarnemen tussen de bedrijven. 

In de variabele kosten zijn zaaigoed (afhankelijk van type wortel), gewasbescherming en loonwerkkost de belangrijkste kosten. De gewasbeschermingskosten stegen sinds 2016 met ongeveer 45% en het loonwerk met ongeveer 50%. 

Ken je bedrijfsinkomen

Stefanie Delbeke, sectorconsulent: “Het inkomen van de groenteteler wordt door verschillende factoren beïnvloed. De opbrengst varieert over de seizoenen heen en hangt nauw samen met de weeromstandigheden. De kostprijs kent veelal een stijgende trend. Niettemin zijn in eenzelfde seizoen grote verschillen tussen de bedrijven waar te nemen. Het kennen van je bedrijfseconomisch resultaat, zowel naar opbrengst als naar kostenstructuur en dit over verschillende jaren heen, geeft je als teler een tool om beslissingen te nemen. De Focus-bedrijfseconomische boekhouding van Boerenbond kan je hierbij helpen. Meer informatie vind je op www.boerenbond.be/focus.”

cartoon