Geen nieuwe kraamkooien meer
Dierenwelzijn staat hoog op de agenda in de Scandinavische landen, zo ook in Finland.
“Het verbeteren van diergezondheid en dierenwelzijn is een continu proces”, zegt Mari Lukkariniemi, senior adviseur bij de Centrale Unie van Finse Landbouwers en Boseigenaars (MTK). Het is vooral uitdagend om varkens met intacte staarten te combineren met salmonellavrije productie (wat wettelijk vereist is) én een zo laag mogelijk antibioticaverbruik. Andere welzijnsmaatregelen worden enigszins verzacht door subsidies voor bovenwettelijke inspanningen in de vorm van GLB-maatregelen en door investeringssteun. Dit geldt bijvoorbeeld voor de investering in en uitbating van vrijloopkraamhokken. Dankzij deze mogelijkheden is de interesse van de Finse varkenshouders in vrijloop sterk toegenomen, wat nu al resulteert in een aandeel van bijna 50%. Gezien het verbod op nieuwe kooi-installaties sinds 1 januari 2024 zal dat aandeel alleen maar toenemen, ondanks de toenemende terughoudendheid van banken om projecten in de veehouderij te financieren en ondanks de hogere rente. Bestaande kraamkooien mogen nog steeds gebruikt worden, maar vanaf 2035 mag dat alleen nog tot acht dagen na de worp.
Professor Ana Valros, welzijnsonderzoeker bij de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Helsinki, schetst zowel de redenen waarom kraamkooien ooit in voege kwamen als waarom ze momenteel toch ter discussie staan. Kooien hebben de voordelen dat ze weinig plaats vergen, efficiënt en veilig zijn en de biggen tegen doodliggen beschermen. Keerzijde is echter dat ze stress veroorzaken bij de zeug, haar sterk in haar bewegingsvrijheid beperken en een negatief effect hebben op de hormonenbalans van de zeug rond het werpen. Consequenties daarvan zijn een langere worpduur, minder goed moedergedrag, minder colostrumopname en lagere groei bij de biggen.
Kooiloze vrijloop of met tijdelijke kooi
Vandaar dus de toenemende tendens in Europa om bij nieuwbouw vrijloopkraamhokken te overwegen, als alternatief voor kraamhokken met permanente kooien. Ana Valros maakt hierbij een onderscheid tussen échte – kooiloze – vrijloop en kraamhokken waarin de zeug slechts tijdelijk in een kooi wordt opgesloten. Beide vergen een ander, specifiek ontwerp. Ze raadt dan ook ten stelligste af een vrijloop te bouwen die op beide benen hinkt, maar vraagt om consequent te kiezen voor hetzij het ene, hetzij het andere type. Kooiloze vrijloop biedt meer mogelijkheden om nestgedrag te vertonen. In bestaande hokken waar echte vrijloop moeilijk te realiseren is, kan een tijdelijke kooi uitkomst bieden door de biggen in de meest kritieke periode te beschermen tegen doodliggen. Het is echter niet evident de kooiperiode juist te timen. Zet je de zeug te vroeg in de kooi, dan wordt ze gehinderd in het maken van een nest, wat nadelig is voor worpduur, moedergedrag en groei.
De zeug pas na het maken van een nest in de kooi plaatsen, kan echter het worpproces verstoren. Bovendien vormt het openen van de kooi altijd een risicomoment voor de biggen.
Opvolging op drie praktijkbedrijven leert dat vrij werpen, dus zonder het gebruik van kooien, op twee van de drie bedrijven het hoogste speengewicht oplevert. Tijdelijk gebruik van kooien verhoogt het aantal doodgeboortes, maar verlaagt wel het aantal doodgelegen biggen. De sterfte stijgt bij vrij werpen, maar met minder dan één big per toom. Dit is echter een worstcasescenario aangezien alle drie de bedrijven (en dus ook de zeugen en de verzorgers) geen ervaring hadden met vrijloop, alle hokken waren ontworpen met het oog op tijdelijk kooigebruik en er was nog niet geselecteerd op voor vrijloop geschikte zeugen. Een vrij recent rapport van het Europese Voedselagentschap EFSA (2022) maakt sterk dat mits een goed ontwerp en mits voldoende ruimte, de sterfte in een vrijloopkraamhok op hetzelfde niveau kan worden gehouden als in kooien.
Ruim, ruimer ruimst
De oppervlakte van een vrijloopkraamhok bepaalt hoeveel bewegingsvrijheid de zeug ervaart, hoe ze haar goede moedereigenschappen kan uiten en hoe gemakkelijk de belangrijke onderdelen kunnen worden ingepast. Een slecht ontwerp in een groot hok zal echter nooit bevredigende resultaten geven. In het kader van het Finse TuVa-project wordt een oppervlakte van 7 m² aanbevolen, waarvan 5 m² voor de zeug. Volgens EFSA kan in een vrijloopkraamhok van 7,8 m² (waarvan 6,6 m² voor de zeug) de sterfte op eenzelfde niveau worden gehouden als in een kooi. Ruimere kraamhokken, in functie van dierenwelzijn, resulteren echter ook in hogere emissies per plaats. Hierdoor zijn dus meer inspanningen vereist om de emissies per stal te beheersen (door extra investeringen in bijvoorbeeld een luchtwasser, of door lagere dieraantallen). Dit doet ofwel de kosten stijgen ofwel de inkomsten dalen, en bepaalt dus de rentabiliteit.
Belangrijke hokeigenschappen
Verzorgers moeten gemakkelijk en veilig toegang hebben tot bijvoorbeeld de voeder- en drinkbak. De zeug moet gestimuleerd worden om dicht bij het biggennest te liggen zodat de pasgeboren biggen vlot de weg naar het nest vinden. De grotere oppervlakte houdt immers meer risico in op onderkoeling. Hokwanden zijn bij voorkeur deels open, deels gesloten, in functie van de gewenste luchtstroming, bioveiligheid, (visueel) dier-dier- en mens-diercontact en controle. Vloeren mogen niet glad zijn. Dichte vloeren verdienen de voorkeur in functie van ligcomfort en de combinatie met nestmateriaal, maar zijn moeilijk proper te houden. Biggen worden in de voor de zeug toegankelijke zone beschermd met behulp van schuine platen of buizen. Het biggennest is bij voorkeur afgedekt (maar met mogelijkheid om het deksel te openen). Alle biggen moeten tegelijk in het nest kunnen tot zo’n twee weken leeftijd, dit wil zeggen dat het minstens 0,9 tot 1 m² groot moet zijn. In het nest moet er een dichte vloer zijn met strooisel en een warmtebron. Als het in het nest warmer is dan in de rest van het hok zal het door de biggen effectief gebruikt worden, terwijl de zeug in een koelere omgeving kan vertoeven. Een koelsysteem is echter te overwegen, zelfs in Finland.
Zeugenvoeding
Zeugen produceren in vrijloop meer melk. Het is dus belangrijk dat ze zowel tijdens de dracht als de lactatie correct worden gevoederd met smakelijk voeder dat de juiste samenstelling heeft, in een propere voederbak, in voldoende voederbeurten en bij een aangepaste staltemperatuur. In een proef werd vastgesteld dat, ondanks de hogere groei bij de biggen, de zeugen in vrijloop niet méér voeder opnamen maar ook niet méér spekdikte verloren. Omdat de zeugen meer melk produceren en de uier beter toegankelijk is, is het in vrijloop belangrijk dat de biggen vóór het spenen al voldoende wennen aan de opname van vast voeder, bijvoorbeeld met behulp van ‘familievoederen’, waarbij de biggen van de zeug leren eten.
Adaptatie
Zowel zeugen als zeugenhouders en verzorgers moeten wennen aan vrijloop. Opleiding van medewerkers is essentieel. Zeugen die zich niet kunnen aanpassen, moeten opgeruimd worden. Het worpproces gaat sneller en vergt minder menselijke tussenkomst. Arbeidsveiligheid en een goede mens-dier interactie zijn belangrijk.
Conclusie
Vrijloop vergt een uitdaging qua ontwerp, kostenbeheersing en aanpassing. Er is potentieel om minstens gelijkwaardig te presteren als in een klassiek kraamhok, maar de investeringen zijn hoog, vooral als gevolg van de grotere oppervlakte, en het vergt aanpassing van zeugen en van verzorgers. Vooraleer een ontwerp te maken is het van belang te kiezen voor hetzij een kooiloze uitvoering, hetzij een uitvoering met een tijdelijke kooi. De kooiloze uitvoering is het meest toekomstbestendig en bespaart op de kosten voor de kooi, maar vergt het grootste aanpassingsvermogen van zeugenhouder en verzorgers.
Vrijloop in Vlaanderen
Tot maart 2023 liep het Europees Innovatie Partnerschap (EIP)-project Feasibility of Free Farrowing (Triple F), uitgevoerd door Boerenbond, Varkensloket, KU Leuven en meerdere varkenshouders. Het project werd gefinancierd door het huidige Agentschap voor Landbouw en Zeevisserij en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. Doel van het project was de ervaringen (positief én negatief) van de vrijlooppioniers mee te geven aan de volgende generatie innovatoren. De resultaten van het project vind je op onderstaande website.
Vrijloopkraamhokken staan al op de lijst van de subsidiabele VLIF-investeringen (30%), maar gezien de nog steeds beperkte toepassing in Vlaanderen zijn er, als het project zelf nog voldoende innovatief is, ook nog mogelijkheden voor VLIF-innovatie steun.
Meer info:https://varkensloket.be/nl/Huisvesting/Vrijloopkraamhokken
Auteurs: Suzy Van Gansbeke, Agentschap Landbouw en Zeevisserij en Filip Deveux, Boerenbond
Digitaal waterloket extra geopend
Op woensdag en vrijdag helpen wij je verder met al je watervragen
Geen sanering meer nodig voor afdruipzones asbest
Op vraag van Boerenbond om de regelgeving in die zin aan te passen, heeft minister Brouns daar ondertussen voor gezorgd.

Om voedsel te produceren heb je water nodig!
Boeren moeten te allen tijde prioritair toegang blijven hebben tot voldoende water.

Welzijn? Daar heb ik toch geen tijd voor
Op 24 juni (Leietheater, Deinze) en 26 juni (CC De Werft, Geel) nodigen we je uit voor een avond over iets wat er vaak bij inschiet: jezelf. Geen zware kost, geen zweverig gedoe, wél herkenbare verhalen, een vleug humor en ruimte om eens (letterlijk) stil te staan. Op een manier die wérkt.
Minder administratieve lasten en regeldruk
Onze land- en tuinbouwers worden geconfronteerd met een lasagne aan administratieve verplichtingen en na te leven regels, vanuit diverse beleidsdomeinen en verschillende beleidsniveaus.
Volgende stap in vereenvoudiging GLB
De Europese Commissie beloofde begin dit jaar een aantal vereenvoudigingspakketten – de zogenaamde Omnibuspakketten. Woensdag kwam ze met een nieuw vereenvoudigingspakket voor het GLB, een nieuwe reeks vereenvoudigingen na het eerste pakket vorig jaar in navolging van de boerenprotesten.