Optimaliseren voederstrategie na spenen loont
Binnen het UNIPIG-onderzoeksproject gaan ILVO en KULeuven op zoek naar mogelijke strategieën om de uniformiteit tussen dieren in eenzelfde productieronde te verhogen. Uit twee recente proeven blijkt dat het bijkomend aanbieden van nat snoepvoeder in een vertrouwde kom bovenop speenvoeder in een standaard voederbak de voederopname tijdens de eerste week na spenen verhoogt. De beschikbaarheid van nat snoepvoeder zorgde vergeleken met droog snoepvoeder voor minder variatie in het lichaamsgewicht van de biggen gedurende de eerste week na spenen. Hoewel de geteste strategieën enkele effecten toonden gedurende de eerste week na spenen, had dit geen effect op de dierprestaties op langere termijn.
Dooreten is essentieel
Spenen gaat voor biggen om diverse redenen gepaard met stress: scheiden van de (moeder)zeug, mengen met niet-toomgenoten, verhuizen van afdeling en overgang van melk naar vast voeder. Dit heeft in min of meerdere mate effect op hun voederopname, groei, gezondheid en welzijn kort na spenen.
Het zoveel mogelijk laten dooreten van biggen speelt een essentiële rol in de vroege ontwikkeling van het spijsverteringsstelsel van biggen. Het beïnvloedt zowel hun initiële groei kort na spenen, alsook hun groeitraject op latere leeftijd. Abrupt spenen leidt tot een verminderde eetlust en spijsverteringsproblemen, waardoor de biggen voedingsstoffen minder efficiënt opnemen uit vast voeder. Een lagere voederopname vermindert de absorptie van voedingsstoffen via de darm en verhoogt de doorlaatbaarheid van de darmwand voor ongewenste stoffen en ziektekiemen door een gewijzigde darmplooistructuur, wat ook een immuniteitsdip veroorzaakt.
Vertrouwd met voeder
Het is aldus van groot belang dat biggen direct na spenen voldoende voeder opnemen om de speenovergang te vergemakkelijken. En dit is nog meer van belang naarmate vroeger wordt gespeend, zoals in het vierweken systeem waarbij gespeend wordt als de biggen een drietal weken oud zijn. Om de voederopname en de groeiprestaties van biggen te verbeteren, is het nuttig dat de biggen voor de stressperiode al vertrouwd zijn met vast voeder (feed familiarity). Een mogelijkheid is om reeds in de kraamstal een smakelijk en licht verteerbaar snoepvoeder aan te bieden aan de biggen. Vaak wordt aangeraden om dit gekende voeder de eerste dagen na spenen ook in de biggenbatterij aan te bieden. Dit kan bijkomend aan het speenvoeder in een extra voederkom, of als eerste voeder via de standaard voederbak gegeven worden. Snoepvoeder kan zowel onder droge als natte vorm aan de biggen worden verstrekt.
Twee toedieningsmethoden
Via twee proeven werd nagegaan of enerzijds de manier van voederverstrekking (gekende biggenkom uit kraamstal als aanvulling op de voederbak in biggenbatterij in vergelijking met het snoepvoeder aangeboden in de voederbak) en anderzijds de voedervorm (nat versus droog snoepvoeder) de voederopname door biggen kort na spenen kan stimuleren. De hypothese van deze proef was dat biggen door beide toedieningsmethoden van snoepvoeder (bekende biggenkom en nat snoepvoeder) meer vertrouwd zouden raken met speenvoeder, wat de overgang bij het spenen zou vergemakkelijken.
De twee proeven gingen door op het proefbedrijf van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) in Melle met in totaal 284 biggen uit 29 worpen (Piétrain beer x RA-SE zeug). In beide experimenten werden de biggen individueel gewogen bij de geboorte, daarna wekelijks tot week 7 en nogmaals op negen weken leeftijd. De speenleeftijd bedroeg gemiddeld 28 dagen.
Vergelijkbare biggen
Vanaf tien dagen leeftijd kregen de biggen snoepvoeder in een ronde, conventionele biggenkom. Bij het spenen werden uit elke toom vergelijkbare paren biggen geselecteerd op basis van geslacht en gewicht. Deze paren werden vervolgens verdeeld over twee behandelingen in de twee experimenten. In elke behandeling werd er dus gestart met vergelijkbare hokken qua genetica, gewicht, uniformiteit (variatiecoëfficiënt, CV%) en geslachtsverdeling. De voederopname, het lichaamsgewicht, de gemiddelde dagelijkse groei, de voederefficiëntie en de uniformiteit van het lichaamsgewicht werden in beide experimenten opgevolgd. In het eerste experiment werd ook de karkaskwaliteit in beschouwing genomen.
Twee methodes vergeleken
In het eerste experiment (120 biggen verdeeld over 26 hokken van 4 à 5 biggen) kregen de biggen gedurende de eerste week na spenen ofwel onbeperkt speenvoeder in een standaard voederbak plus snoepvoeder in de biggenkom die reeds werd gebruikt in de kraamstal (behandeling 1), of onbeperkt speenvoeder na het eten van vier kilogram snoepvoeder in een standaard voederbak (behandeling 2) (Figuur 1).
De biggen in de tweede behandeling moesten dus eerst alle snoepvoeder opeten voordat ze toegang kregen tot het speenvoeder. De biggen uit de eerste behandeling met de extra biggenkom hadden vanaf spenen de keuze tussen beide voeders. Vanaf de tweede week na spenen werd zowel de extra biggenkom als het snoepvoeder weggenomen uit alle hokken. Tachtig varkens uit dit experiment werden opgevolgd tot aan de slachtleeftijd. Hun gewicht, voederopname, aantal bezoeken en bezoekduur aan de voederbak werden gedurende een periode van 125 dagen (tussen 64 en 193 dagen oud) continu verzameld met behulp van acht geautomatiseerde voederstations en elektronische oormerken. Bij slacht werden het koud karkasgewicht en de karkaskwaliteit bekeken.
Figuur 1 - Behandelingen in het eerste experiment: snoepvoeder aangeboden in biggenkom vs traditionele voederbak
Behandeling 1: snoepvoeder (geel) in de biggenkom die ook werd gebruikt in de kraamstal plus onbeperkt speenvoeder (oranje) in een standaard voederbak.
Behandeling 2: onbeperkt speenvoeder (oranje) na het eten van vier kilogram snoepvoeder (geel) in een standaard voederbak.
Waarnemingen
Gedurende de eerste week na spenen aten de biggen met de biggenkom plus voederbak minder snoepvoeder (77 vs. 125 g/d), maar meer speenvoeder (188 vs. 68 g/d) en ook de totale voederopname (266 vs. 193 g/d) was hoger vergeleken met de biggen die enkel de standaard voederbak ter beschikking hadden (Figuur 2). De voederefficiëntie - gedefinieerd als de hoeveelheid gewichtstoename per eenheid voederopname - was lager (0,47 vs. 0,60 kg/kg) bij biggen met de bekende biggenkom. De gewichten van de biggen verschilden evenwel niet beduidend tussen de behandelingen.
In de tweede week na spenen vertoonden de biggen in behandeling 1 (biggenkom plus voederbak) een langzamere gewichtstoename (209 vs. 239 g/d; Figuur 3) en neigden minder voeder te eten (302 vs. 346 g/d) vergeleken met de biggen die slechts de voederbak ter beschikking hadden in de eerste week na spenen.
In de elektronische voederstations (afmestfase) werden geen verschillen gevonden qua voederopname, lichaamsgewicht, voederefficiëntie, en duur en aantal bezoeken aan de voederstations. Er werden evenmin verschillen gevonden in de vleesdikte, de rugspekdikte en het magervleespercentage.
Tweede experiment
In het tweede experiment werden 164 biggen (uit 16 tomen) verdeeld over 32 hokken van 4 à 6 biggen. Ze kregen tijdens de eerste week na spenen het snoepvoeder in dezelfde biggenkom als in de kraamstal en het speenvoeder in een standaard voederbak. De ene behandelingsgroep kreeg snoepvoeder in droge vorm, terwijl de andere groep dit in natte vorm kreeg met een verhouding voeder/water van 1:1,2. Vanaf de tweede week na spenen werd er geen snoepvoeder meer aangeboden (Figuur 4).
Figuur 4 – Behandelingen in het tweede experiment: snoepvoeder gedurende eerste week na spenen beschikbaar in droge (a) en natte vorm (b). Dit snoepvoeder werd in dezelfde kom aangeboden als in de kraamstal terwijl speenvoeder ter beschikking was in een standaard voederbak.
Tijdens de eerste week na spenen werd meer nat snoepvoeder gegeten dan droog snoepvoeder (64 vs. 26 g/d), uitgedrukt in droge stof (Figuur 2). Ook lag de totale voederopname hoger (170 vs. 134 g/d) in de hokken met nat snoepvoeder en vertoonden deze biggen minder variatie in lichaamsgewicht binnen een hok (CV 15,7 vs. 18,4 %) gedurende de eerste week na spenen. Gedurende de eerste vijf weken na spenen hadden de hokken met nat snoepvoeder echter een lagere voederefficiëntie (0,88 vs. 0,90 kg/kg). De gemiddelde dagelijkse groei (370 vs. 317 g/d) tijdens de tweede week na spenen was wel hoger met nat snoepvoeder (Figuur 3). De groeiprestaties over de gehele periode tussen spenen en negen weken leeftijd en de lichaamsgewichten op negen weken leeftijd waren echter niet verschillend tussen de twee groepen.
Effecten zijn er
Kortom, het aanbieden van nat snoepvoeder in een bekende biggenkom, naast speenvoeder in een standaard voederbak, resulteerde in een verhoogde voederopname en verminderde variatie in lichaamsgewicht tussen de biggen tijdens de eerste week na spenen. De geteste strategieën toonden enkele kleine effecten op de voederopname in de eerste weken na het spenen, maar er werden geen grote effecten waargenomen op de prestaties na het spenen of op de lange termijn.
Unipig is een VLAIO LA onderzoekproject dat wordt uitgevoerd door ILVO en KU Leuven. Het project heeft als doel om de factoren die uniformiteit binnen een vleesvarkensronde beïnvloeden in kaart te brengen en beloftevolle strategieën om uniformiteit te verbeteren uit te testen. Deze opgebouwde kennis zal samengevoegd worden en geïntegreerd worden in een webtool die de varkenshouders helpt bij het maken van kostenefficiënte beslissingen in functie van de reductie van heterogeniteit in productierondes. Meer info op https://www.varkensloket.be/bedrijfsmanagement/uniformiteit.
Op de hoogte blijven? Abonneer je op de gratis driemaandelijkse Varkensloket-nieuwsbrief.
Katrijn Hooyberghs, Steven Janssens & Nadine Buys – KU Leuven Onderzoeksgroep Huisdiergenetica
Sophie Goethals & Sam Millet – ILVO; Amy De Mey – Odisee co-hogeschool Sint-Niklaas.

De markt vraagt om rundvlees, kan de sector antwoorden?
Er zijn weinig redenen om aan te nemen dat de recente prijsstijgingen even snel zullen gaan als ze gekomen zijn.
Grachtenkaart op de lange baan geschoven
Nieuwe einddatum is 30 november 2029

Gezond boerenverstand gevraagd!
In een recente studie wordt bemesting genoemd als de oorzaak voor meer hooikoorts. In de praktijk wordt er tijdig gemaaid of begraasd, nog voor het gras bloeit en dus pollen verspreidt. De studie veroorzaakte een terechte golf van verontwaardiging.

"We brengen smaak en gezondheid samen in een fles"
Danny Massoels uit Nieuwerkerken is fruitteler in hart en nieren. Na een ongelukkige val met rugletsel als gevolg, veranderde zijn kijk op het leven. Zonder opvolger in het vizier, verkocht hij het grootste del van zijn gronden en ging hij een nieuwe uitdaging aan.
Eerste positief geval bij dier geïmporteerd uit Frankrijk
Op een rundveebedrijf in de provincie Luik is voor het eerst in België een dier positief getest op het EHD-virus.
Geef je reactie op MAP7
+ Hulpdocument
Zoals bekend loopt er vandaag een openbaar onderzoek over MAP 7 en het milieueffectenrapport (MER) van dit plan. Tot en met 16 mei 2025 kunnen er reacties ingestuurd worden.
Verplicht digitaal gewasbeschermingsmiddelenregister vanaf 2026
In afwachting van een aanpassing aan de Europese uitvoeringsverordening vraagt Boerenbond uitstel tot 1 januari 2030.
Wacht niet met vaccineren tegen blauwtong
De vaccinatiecampagne loopt. Volgens minister Clarinval gaven de producenten de garantie dat er voldoende dosissen beschikbaar zullen zijn om de runderen en schapen voor juni te vaccineren.