Gewasbescherming

De Europese, federale en Vlaamse wetgeving stelt steeds strengere eisen aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen om te voorkomen dat ze in het milieu terechtkomen.

Normoverschrijdingen van actieve stoffen kunnen ervoor zorgen dat de middelen sneller van de markt verdwijnen. Land- en tuinbouwers kunnen het gebruik van voldoende gewasbeschermingsmiddelen veiligstellen door bewust om te gaan met deze middelen.  

Afsprakenkader

Een aantal drinkwaterwinningen in Vlaanderen vertonen te hoge concentraties gewasbeschermingsmiddelen in de watervoorraden. Daarom maakten de drinkwatersector, de landbouwsector, de milieu- en de landbouwadministratie een afsprakenkader (Meersporenaanpak vrijwaring drinkwaterbronnen tegen contaminatie door gewasbeschermingsmiddelen) waarbij zij communiceren over de problematiek van gewasbeschermingsmiddelen in de waterlopen. Het doel is de gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen aan te moedigen om het probleem aan de bron aan te pakken.  

Drempelwaarden

De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en drinkwatermaatschappijen meten concentraties gewasbeschermingsmiddelen in de Vlaamse waterlopen en toetst deze aan drempelwaarden. Maandelijks rapporteren zij deze metingen aan Boerenbond om naar de gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen te communiceren.  

Interactieve kaart

Hoe werk je met deze kaart?

  • Klik op de gekleurde zones om meer informatie te krijgen. 
  • Gebruik de zoom functie (+/- knop rechts beneden of via de scroll-functie van je pc-muis) om een bepaalde regio meer in detail te bekijken. 

Tips

Werk met kantdop

Deze doppen begrenzen het spuitbeeld aan het uiteinde van de spuitboom en voorkomen op die manier dat er te veel spuitvloeistof naast het perceel terechtkomt. Bovendien wordt de laatste gewasrij behandeld aan de volle dosis.

Aandacht voor wind- en rijsnelheid 

Bij toenemende windsnelheden stijgt de hoeveelheid drift. Spuiten bij windstil weer is dus een eerste stap in het reduceren van het risico op driftschade en het homogeen verdelen in het veld. 

Aandacht voor weersomstandigheden

De weersomstandigheden voor, tijdens en na een bespuiting hebben een grote invloed op het uiteindelijk effect van die bespuiting. Naast de windsnelheid en neerslag zijn ook de omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid belangrijke factoren.

Bij hoge temperaturen en lage relatieve vochtigheden zijn de driftpercentages veel hoger in vergelijking met lage temperaturen en hoge relatieve vochtigheden. Toepassingen ‘s morgens vroeg of in de valavond zijn positief voor de reductie van drift. De windsnelheden zijn dan meestal ook lager. 

Driftreducerende doppen

Een correcte toepassingstechniek start met een goede doppenkeuze. “De keuze voor de juiste dop is heel belangrijk voor een goed spuitresultaat én om drift te beperken.” 

Sinds 2017 is het gebruik van minstens 50 %-driftreducerende doppen (of driftreducerende technieken) verplicht in het kader van het IPM-lastenboek, dit wordt in 2023 75% driftreductie en zal in 2026 evolueren naar 90%. Daarnaast laat het gebruik van driftreducerende technieken eveneens toe om de verplichte (productspecifieke) bufferzones langs waterlopen en perceelsranden te verkleinen. 

Bufferzones  

In België moet je rekening houden met een minimale bufferzone die overal verplicht is, onafhankelijk van het gebruikte product. Daarboven kan nog een productspecifieke bufferzone opgelegd worden. 

Afhankelijk van de indeling van de waterloop bedraagt de fytovrije zone 3 m (langs blauwe waterlopen in de verzamelaanvraag) of 1 m (langs de andere waterlopen), voor verticale bespuitingen geldt altijd een minimale strook van 3 m.

Deze bufferzone is een onbeteelde strook, maar kan ook een gras- of bloemenstrook zijn. De productspecifieke bufferzones vind je terug op het etiket van gewasbeschermingsmiddelen. Hier mag je niet spuiten, maar kan wel nog een teelt staan. Door driftreducerende technieken toe te passen kan je deze laatste bufferzone vaak verkleinen. 

De juiste spuitdruk 

Bepaalt mee of je gewasbeschermingsmiddelen efficiënt op het gewas terecht komen. De instellingen van je machine bepalen immers mee de hoeveelheid drift én het slagen van je bespuiting. Hoe hoger de spuitdruk, hoe harder je de vloeistof door de opening wil duwen en dus hoe kleiner de geproduceerde druppels zijn. Tegelijk stijgt ook het debiet als de druk verhoogt. Het verhogen van de druk leidt daarom tot fijnere druppels en meer kans op drift. Je kan het vergelijken met een vuurspuwer die de brandvloeistof met een hoge druk uit zijn mond moet blazen om een mooie vuurpluim te krijgen.  

Zeer hoge spuitdrukken zijn dus niet aangewezen om driftarm te werken. Let wel op, afhankelijk van het type dop dat men gebruikt wordt er wel een minimum spuitdruk aanbevolen. Het is dus niet altijd zinvol om de druk zo laag mogelijk te houden. (bron Inagro: https://inagro.be/wat-een-goede-spuittechniek

 

Vul- en spoelplaatsen

Op verhard terrein is het in Vlaanderen verplicht om spuitresten op te vangen en te verwerken. De beste manier om deze op te vangen is door een vul- en spoelplaats aan te leggen op het erf. Hierbij worden de geloosde spuitresten opgevangen in een opslagtank. Enkele erkende systemen kunnen de resten vervolgens biologisch of fysicochemisch afbreken. Een biologisch zuiveringssysteem bevat bodemorganismen die gewasbeschermingsmiddelen natuurlijk kunnen afbreken. Een combinatie van stro, compost en aarde vormen het ideale substraat voor deze bacteriën. Een biofilter, fytobak en Phytobac® rusten op het biologische werkingsprincipe. Sentinel is een toestel dat de spuitresten fysicochemisch zuivert. Chemicaliën, toegevoegd aan het restwater, reageren op de actieve stoffen en breken deze af. (Bron Inagro: https://inagro.be/spuitresten-verwerken