Boerenbond vroeg een gezamenlijke grondstofverklaring aan voor het substraat afkomstig van de aardbeienteelt. Deze is zowel nodig

  • voor het uitrijden op eigen velden
  • als voor de overdracht naar derden om uit te rijden op de velden.
  • Als voor hergebruik van het substraat in de sierteelt
  •  

Land- en tuinbouwers kunnen deze grondstofverklaring individueel gebruiken door zich hieronder aan te melden. U verklaart dat u individueel zult voldoen aan de voorwaarden gesteld binnen deze grondstofverklaring en u ontvangt een afschrift van deze grondstofverklaring.

 

Advies

Op eigen veld

> Indien je deze grondstofverklaring gebruikt om aardbeisubstraat uit te rijden op eigen velden, moet u ook voldoen aan de mestwetgeving.

 

advies 2

Op velden van derden

> Indien je deze grondstofverklaring gebruikt om aardbeisubstraat uit te rijden op velden van derden, ben je volgens de wetgeving ook een producent van een bodemverbeterend middel. Dit houdt in dat je ook nog een ontheffing aanvragen bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

advies 3

Hergebruik in sierteelt

> Met deze grondstofverklaring kan het aardbeisubstraat hergebruikt worden in de sierteelt onder de strikte voorwaarden die hierna staan opgesomd.  

advies 4

Substraat bioremediatie

Land- en tuinbouwers kunnen deze grondstofverklaring voor het substraat afkomstig van een bioremediatiesysteem (fytobak of biofilter) individueel gebruiken. 

Grondstofverklaring?

Wat houdt deze grondstofverklaring precies in?

Op een aardbeienbedrijf met een teelt op substraat komt afgeteeld substraat op het einde van de teelt vrij. Op het moment dat het substraat niet verder gebruikt wordt in het teeltproces is dit substraat volgens de regelgeving (VLAREMA) een afvalproduct dat op reglementaire wijze moet worden verwerkt. Dit kan volgens de regelgeving onder andere door afvoer naar compostering. Maar aardbeientelers willen dit product ook zelf circulair kunnen inzetten en het terug inzetten als meststof of bodemverbeterend middel. 

Boerenbond heeft in navolging van het project REPEAT samen met OVAM een oplossing gezocht voor de afzet op landbouwpercelen en heeft een grondstofverklaring voor het aardbeisubstraat bekomen. Met deze grondstofverklaring kan het aardbeisubstraat uitgereden worden op het veld (zowel voor eigen velden als voor afzet naar derden) onder de strikte voorwaarden die hierna staan opgesomd.

De grondstofverklaring is geldig tot 30 juni 2026. Boerenbond zal tijdig terug met OVAM in gesprek gaan om deze grondstofverklaring te verlengen indien blijkt dat landbouwers gebruik maken van deze grondstofverklaring.

Aardbeientelers die gebruik van willen maken van deze grondstofverklaring, moeten zich via onderstaand kort invulformulier registreren. Eens de registratie voltooid is, ontvang je per e-mail een bevestiging met verklaring dat de aangevraagde afvalstroom met een grondstofverklaring omgezet is tot grondstof voor “Gebruik als meststof of bodemverbeterend middel”. Bijkomend zal je na registratie een afschrift van de oorspronkelijke grondstofverklaring ontvangen. Neem deze verklaring door. Deze verklaring is belangrijk bij het transport van de grondstof naar de akkers en is nodig om de gebruiker te wijzen op de gebruiksvoorwaarden. Geef deze verklaring dus ook af aan de transporteur van de grondstof.

Wat zijn de gebruiksvoorwaarden?

  1.  
  • Je vindt deze terug in de grondstofverklaring. We sommen hieronder de belangrijkste nog eens op. Daarnaast mag je niet vergeten te voldoen aan de mestwetgeving en moet je, als je het aardbeisubstraat afzet op percelen van derden, ook een FOD ontheffing aanvragen. De informatie hierover vind je hieronder ook terug.
  • Met het oog op de stabiliteit van de grondstof, dienen plantendelen en wortels zoveel als mogelijk te worden verwijderd voor het gebruik op de bodem. De grondstof mag daarom enkel worden ingezet als bodemverbeteraar indien het zuurstofverbruik cf. de opgelegde analyse niet hoger is dan 15 mmol O2/kg OS per uur. Dit dient te worden aangetoond met een analyse (zie punt 3 hieronder). 
  • Het materiaal mag geen relevante hoeveelheden plastic of andere niet-inerte, niet-organische verontreinigingen bevatten. Als grenswaarde voor deze voorwaarde mag de grondstof maximaal 0,5 gewichts% (op droge stof) van deze verontreinigingen met afmeting > 2 mm bevatten. Dit dient te worden aangetoond met een analyse (zie punt 3 hieronder).
  • Per partij aardbeisubstraat van 250 m³ wordt door de producent een analyse op de stabiliteit (code CMA/2/IV/25) en onzuiverheden (code CMA/2/IV/11) uitgevoerd. Optioneel kan ook op oppervlakte onzuiverheden geanalyseerd worden (code 0149CS). Dit is een norm die steeds belangrijker wordt, maar momenteel nog niet verplicht is. Het is nuttig om deze ook mee te laten analyseren indien er een risico bestaat op die verontreiniging. Er moet geen analyse uitgevoerd worden om de samenstellingsvoorwaarden van bijlage 2.3.1 van het VLAREMA te bewijzen want dat is via verschillende staalnames reeds aangetoond. Het monster moet representatief zijn voor de productie in een bepaald tijdsinterval. Na 4 opeenvolgende analyses die voldoen aan de norm, is het voldoende om een analyse te nemen per 500 m³. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de vooropgestelde normen haalbaar zijn.
  • De grondstoffenproducent verstrekt een bewijs van de grondstofverklaring aan de vervoerder. Je geeft dus een kopie van de grondstofverklaring mee aan de vervoerder.
  • Elke aardbeiteler die gebruik maakt van deze grondstofverklaring, registreert zich hieronder om de grondstofverklaring te bekomen én houdt individueel een register bij op zijn bedrijf van de geproduceerde grondstoffen. Dit mag op papier of digitaal. Het materialenregister wordt ten minste elke dag aangevuld met de meest recente gegevens. Dus op het moment dat het aardbeisubstraat effectief uit het productieproces gehaald wordt en wordt afgezet op eigen velden of op velden van derden, wordt dit in het register vermeld. De geregistreerde gegevens worden gedurende 5 jaar ter plaatse ter beschikking gehouden van de toezichthouders.
  • Het uitgaande materialenregister bevat de volgende gegevens over de geproduceerde grondstoffen:
  • De hoeveelheid grondstoffen. Dit druk je best uit in m³.
  • De aard en de samenstelling van de grondstoffen, met vermelding van de materiaalcode, vermeld in artikel 7.2.2.1 van VLAREMA. Dit is “gebruikt teeltsubstraat met EURAL 02 01 03, afkomstig van de aardbeienteelt”. 
  • De beoogde toepassingswijze van de grondstoffen. Dit is “gebruik als meststof of bodemverbeterend middel door afzet op eigen veld of afzet op veld van derden”. 
  • indien van toepassing ondernemingsnummer, naam en adres van de vergunde inrichting waar de grondstoffen worden toegepast. Als je het aardbeisubstraat afzet bij iemand anders, dan geef je hier de gegevens van deze derde mee.

Hoe voldoen aan mestwetgeving?

Het substraat bevat stikstof en fosfor en moet dan ook in de mestbankaangifte ingegeven worden.

Voorlopig valt het aardbeisubstraat onder type 2 meststoffen en kan als deze meststof opgeslagen en uitgereden worden. Om te weten over hoeveel stikstof het gaat, is een analyse nodig. Je vraagt dus best, samen met de bovenvermelde analyse, meteen ook een analyse op N- en P- inhoud aan.

Bij het uitrijden op eigen velden, is het eigen mest – eigen grond principe geldig en kan het afgeteeld substraat vervoerd worden door de landbouwer of door een niet erkende mestvoerder.

Bij het uitrijden op velden van derden moet gewerkt worden met een erkend mestvoerder met AGR-GPS. Je moet je bovendien dan ook nog registreren als producent van andere meststoffen. Daarover lees je in het volgende punt meer.

Meer info over de uitrijregeling vind je hier: https://www.vlm.be/nl/themas/waterkwaliteit/Mestbank/bemesting/aanwenden-van-mest/uitrijregeling/uitrijregeling-volgens-type-meststof/Paginas/default.aspx#2

Onderzoek wijst uit dat het afgeteeld substraat voldoet aan de voorwaarden om als traagwerkende meststof erkend te worden, wat dan een type 1 meststof is. Dit zorgt ervoor dat de opslagvoorwaarden soepeler zijn en de uitrijperiode langer is. De procedure voor de erkenning werd opgestart door Boerenbond, financieel ondersteund door de producentenorganisaties REO, Bel’Orta en Coöperatie Hoogstraten. Op deze manier moet dit niet meer individueel worden aangetoond. We wachten de resultaten van een incubatieproef af om hierin verdere stappen te ondernemen. Indien je je nu al registreert, krijg je een verwittiging via mail als de erkenning als traagwerkende meststof rond is. 

Hoe voldoen aan regelgeving bij afzet bij derden?

Bij het uitrijden op velden van derden is er een overdracht of handel naar derden van een meststof. Dit betekent dat je, naast de vorige puntjes voor het uitrijden op je eigen veld, nog aan onderstaande zaken bijkomend moet voldoen.

  1. Aanvragen van FOD ontheffing

Een ontheffing laat toe om een product als meststof, bodemverbeterend middel, teeltsubstraat of aanverwant product te verhandelen indien dit product niet is opgenomen in bijlage I van het Koninklijk Besluit van 28 januari 2013. Dit is het geval voor aardbeisubstraat. Je moet hiervoor een aanvraag indienen via https://fytoweb.be/nl/meststoffen/aanvraagprocedure-tot-ontheffing. De ontheffing wordt afgeleverd voor een periode van maximum 5 jaar en kan vernieuwd worden voor een periode van telkens maximum 5 jaar. 

Boerenbond ging in gesprek met de FOD Volksgezondheid om hen reeds op voorhand zoveel mogelijk informatie mee te geven over deze stroom en de procedure zo eenvoudig mogelijk te maken voor de telers. Voorlopig laat de regelgeving het niet toe om vanuit Boerenbond een gezamenlijke ontheffing aan te vragen. We blijven wel verder in gesprek om tot betere oplossingen te komen, maar voorlopig moet de aanvraag dus individueel gebeuren. 

  1. Registratie als producent andere meststoffen bij VLM

Elke individuele producent moet zich laten ook identificeren als producent andere meststoffen bij VLM als hij meer dan 300 kg fosfaat afzet op landbouwgronden in het Vlaams Gewest. Je moet hiervoor het formulier “Aanvraag van een uitbatingsnummer voor een producent van andere meststoffen” invullen en insturen aan de Mestbank in uw provincie. Het formulier kan u hier (https://www.vlm.be/nl/themas/waterkwaliteit/Mestbank/meststofproducenten/Identificatie_en_stopzetting/Paginas/default.aspx) terugvinden.   

Laat je minder dan 300 kg fosfaat aan andere meststoffen afzetten op landbouwgrond in het Vlaamse Gewest, dan moet je een vrijstelling van aangifteplicht aanvragen. Dat kan via het invullen van het formulier “Aanvraag van de stopzetting van een producent van andere meststoffen” en het insturen aan de Mestbank in uw provincie. Het formulier kan u hier ( https://www.vlm.be/nl/themas/waterkwaliteit/Mestbank/meststofproducenten/Aangifte/Paginas/default.aspx) terugvinden.  

Als producent andere meststoffen moet alle afvoer gebeuren door een erkende mestvoerder met een mestafzetdocument en moet jaarlijks een aangifte ingediend worden (opgeven productie en opslag) via het Mestbankloket. 

  1. Registratie van de activiteit bij het FAVV

Volgens de regelgeving moet je ook een erkenning als producent van meststof aanvragen bij het FAVV. De gids G-028 is van toepassing voor een bodemverbeterend middel/ traagwerkende meststof en meer algemeen voor de Productie, import en handel van organische en organisch-minerale meststoffen.

Boerenbond is momenteel nog verder in gesprek met het FAVV om te zoeken naar administratieve vereenvoudiging.