“We wilden iets ontwikkelen dat nog niet op de markt was”
Geen beter moment van het jaar om Bart Nemegheer aan het woord te laten dan in deze ‘Week van de Friet’ (7-13 november). Maar De Aardappelhoeve, het bedrijf van Bart en echtgenote Anja, doet veel meer dan enkel frietaardappelen telen. Hier worden diverse soorten gangbare, bio- en zoete aardappelen geoogst, bewaard, verpakt, verhandeld en deels zelf verwerkt. En ook uien zorgen voor een grote omzet. Daarnaast is er ook nog een varkensbedrijf, een overblijfsel van het bedrijf van Barts ouders.
“In 1992 namen we de boerderij van mijn ouders over”, vertelt Bart. “Dat was toen een traditioneel bedrijf met melk- en vleesvee, akkerbouw en grove groenten, met name bloemkool voor de industrie. Dat rendement was laag en in onze zoektocht naar alternatieven kwamen we terecht bij tafelaardappelen. Vroeger leefde het idee dat die uit Frankrijk moesten komen, maar we begonnen met enkele hectaren Nicola en Charlotte en dat lukte tamelijk goed.”
Bio en korte keten
“Na verloop van tijd gingen we verder kijken en eind jaren 90 bouwden we onze eigen bewaring. Dat was toen tamelijk revolutionair, maar het was essentieel om de kwaliteit te kunnen leveren die de retail vroeg. Want dat was de richting die we uit wilden: we stapten naar de retail en probeerden zelf ons product af te zetten. Toen ging dat om een goede 1000 ton aardappelen op jaarbasis. De korte keten is een populair begrip, we wilden daar op onze manier instappen. En de retail had daar oor naar: we konden vrij snel starten bij twee grote retailers. Intussen zijn we stelselmatig gegroeid en momenteel leveren we 35.000 ton afgewerkt product aan de Belgische retail. Er wordt hier een kleine 50.000 ton aardappelen verhandeld, zowel eigen teelt als via contacten met collega-landbouwers uit de gangbare en de bioteelt. Met die bio zijn we gestart in 2004, na de vraag van de retail om een continu aanbod van goede kwaliteitsbioproducten op poten te zetten. We zijn in Nederland bij een grote akkerbouwer terechtgekomen en zo ging de bal aan het rollen. Vandaag staat bio voor 25% van onze omzet en ons totaal volume, hoewel we wel merken dat de huidige crisis druk zet op de bio-aankopen. We hebben een beperkt areaal bio in eigen beheer, omdat het zo arbeidsintensief is en een andere aanpak vraagt. Hiervoor werken we veel samen met Waalse boeren. Die hebben dikwijls grotere akkerbouwbedrijven en grotere loten, met uniforme kwaliteit. Hier zijn dat enkele hectaren en de uniformiteit is er veel minder. Bijna al onze biologische bewaaraardappelen komen uit Wallonië.”
Hoewel de naam nog dezelfde is, heeft De Aardappelhoeve intussen veel meer dan aardappelen in het assortiment. “We zien dat de consumptie van verse aardappelen daalt. Corona gaf even tegengas, maar intussen zitten we weer in een neerwaartse trend. Daarom hebben we ons assortiment uitgebreid. Onder andere met zoete aardappel, een teelt waarmee we in 2017 startten en waarvan we dit jaar 30 ha in ons teeltplan hebben opgenomen. Verder hebben we sinds twee jaar ook uien, rode uien en sjalotten. We kijken hierbij vooral naar producten die normaal gezien geïmporteerd zouden worden, maar die we toch ook bij ons kunnen telen. Voor de retailers is het belangrijk dat ze in België een Belgisch product kunnen aanbieden. De meeste uien kwamen uit Nederland, voor sjalotten was dat Frankijk. Nu hebben we 90 ha ui en sjalot in eigen beheer.”
Akkerbouw, zeugen en pluimvee
“In totaal hebben we 400 ha in eigen beheer. Dat betekent dat we daar ploegen, zaaien planten, oogsten en ook zelf bewaren. Dat blijft de basis onder ons bedrijf. Ook de varkens en de braadkippen hebben we nog altijd. Het melk- en vleesvee zijn verdwenen. Maar ook in de andere takken hebben we keuzes gemaakt, want het was niet meer behapbaar wilden we het goed blijven doen. Zo hebben we de zeugenstal omgebouwd naar een vleesvarkensstal.”
Niet alleen de takken van het bedrijf zijn veranderd, ook de bedrijfsvoering is niet meer die van het einde van de vorige eeuw. “We zijn gestart met ons tweeën, geholpen door seizoenarbeiders. Intussen hebben we 50 mensen in dienst. Het moeilijkste is altijd de drempel naar de aanwerving van de eerste vaste medewerker: gaan we dat wel kunnen, is het wel nodig, is het betaalbaar? Die vragen stelden we ons. Maar je moet je manier van werken vooral ook leefbaar houden. En als het echt te veel wordt, komt die eerste aanwerving er toch van. En dan is de eerste stap genomen. Natuurlijk blijft het een afweging: blijven we een familiaal boerenbedrijf, of gaan we verder groeien? Een moeilijk evenwicht.”
“Ik zit nog altijd graag op de trekker en op het veld en ik doe dat ook nog geregeld, maar ik heb er wel steeds minder tijd voor. Maar die band met de landbouw, dat blijft. Die roots kan je niet zomaar loslaten. De stiel, dat blijft mijn ding. Ik ben nog altijd landbouwer, maar ik ben ook op heel andere vlakken actief. Alles staat of valt met de verkoop en daar moet ik mij dus ook op richten. Ik ben nu bedrijfsleider én landbouwer, dat is een natuurlijk proces: je groeit en onderweg moet je keuzes maken. Maar het grote gevaar is dat je bij het groeien niet meer alles onder controle kunt houden. Intussen hebben we twee teeltbegeleiders in beeld. Door heel gericht mensen rond ons te verzamelen die meedenken en meewerken, kunnen we onderweg de juiste keuzes maken.”
“Elke week komen we samen met het teeltteam. Tijdens dat overleg overlopen we de afgelopen week en kijken we vooruit naar de komende week. Dit is een heel belangrijke vergadering, want je krijgt er veel informatie. We kijken ook verder naar de toekomst: waar willen we volgend jaar naartoe, wat gaan we telen, hoeveel hectaren hebben we daarvoor nodig ...”
Duurzaam dichtbij
“Vroeger werd alles wat we uitsorteerden opgehaald door boeren voor hun vee. Later evolueerde dat, met name richting de vlokkenindustrie. Maar we wilden nog een stap verder gaan en onze reststromen opwaarderen tot producten voor humane consumptie. In de supermarkten bestaat er al een breed gamma. Het leek ons minder interessant om daar op in te zetten, vanwege de zware prijsconcurrentie. Via innovatie zijn we dan gaan kijken om iets nieuws te ontwikkelen wat nog niet op de markt is.”
“Zo zijn we uitgekomen bij zoeteaardappelkroketjes. Bij zoete aardappelen heb je vele kromme of gebroken knollen. Die wilden we eerst gebruiken om puree van te maken, maar dat bestaat al, dus zijn we een stapje verder gegaan. Via de innovatieconsulenten van Boerenbond en ILVO hebben we de juiste contacten gelegd en zo zijn we verder gegaan. We maken overigens ook gewone aardappelkroketten van onze aardappelreststromen en ook schijfjes, krieltjes … Dat doen we onder de naam The Potato Chef en hiervoor werken we samen met ViaFrites, een bedrijf uit de buurt. Zij maken en verpakken het product, wij nemen het dan mee in de distributie naar onze retailers. Het grote voordeel is dat we jaarrond een Belgisch product kunnen aanbieden.”
“De retail vraagt dat de producten die ze in de rekken legt zo duurzaam mogelijk zijn. De bewaartechniek wordt almaar beter, waardoor er in het voorjaar geen buitenlandse aardappelen moeten worden ingevoerd. We hebben recentelijk nieuwe condenskoelcellen in gebruik genomen en kunnen nu tot half juli doorgaan met de Belgische aardappel.”
“We houden continu onze ogen open om te kijken wat er wordt geïmporteerd en of we dat zelf zouden kunnen telen. We stappen naar de retail, zetten samen een teelt op, doen een test en zo beginnen we met nieuwe teelten, bijvoorbeeld soja of brouwgerst. We communiceren hierover op sociale media en rechtstreeks met de retail, zodat mensen met eigen ogen kunnen zien wat hier kan. Zo was brouwerij De Poes uit onze eigen gemeente Tielt op zoek naar lokale brouwgerst. We zijn daar ingestapt. Het is een goed marketingverhaal en het is mooi dat de gerst voor dat bier uit de eigen gemeente komt. En ook stokerij Filliers uit Deinze was vragende partij. Zoiets is interessant om boeren alternatieven te bieden en ook een gegarandeerd inkomen, doordat je op voorhand de prijs afspreekt en op basis daarvan gaat telen. Ik vind dat nog altijd een van de mooiste modellen om als landbouwer mee te werken.”