Tips over antibiotica

KALVEREN

  1. Vertrouw op je dierenarts om te bepalen wat het beste middel is om een ziekte te behandelen. Als je zelf een keuze maakt, doe je soms meer kwaad dan goed, zowel voor het dier, voor de volksgezondheid als voor je eigen financiën. Wees therapietrouw. Volbreng de behandeling zoals voorgeschreven en stop niet vroegtijdig.
  2. Vermijd de combinatie van verschillende antibiotica voor één behandeling. De behandeling telt dan dubbel, maar de meerwaarde is vaak niet bewezen.
  3. Verkies injectietherapie boven antibiotica in de melk, ook bij groepsbehandelingen. Overdoseer niet. Weeg de dieren, gebruik groeicurves en verzeker je ervan dat je wel degelijk juist het gewicht kan inschatten om overdadig antibioticumgebruik te vermijden.
  4. Behandel zoveel als mogelijk deelcompartimenten in plaats van de volledige stal.
  5. Controleer de dieren dagelijks op tekenen van diarree of longontsteking en behandel bij de eerste symptomen om herval – en daarbij horend meer antibioticumgebruik – te vermijden.
  6. Stalinrichting is belangrijk. Breng windbreeknetten aan in de deuropeningen om tocht te vermijden. Kiest voor natuurlijke of mechanische ventilatie, niet voor een combinatie van beiden. Vraag ventilatieadvies.
  7. Een goede biestverstrekking kan de meeste kalverziekten voorkomen. Dit kan je controleren via een bloedafname bij de kalveren vanaf dag 2 tot dag 60. Verder is individueel huisvesten in de eerste 6 tot 8 weken een sterk beschermende factor voor de meeste kalverziekten.
  8. Reinig en ontsmet stallen en compartimenten grondig tussen verschillende groepen door . Dit zorgt voor een daling van de infectiedruk en minder ziekte.
  9. Vaccineer voor diarree en longontsteking en volg de schema’s nadrukkelijk op.
  10. Gebruik geen antibiotica om een onaangepaste voeding op te lossen, maar pas de voeding aan.

VARKENS

  1. Registreer wat er op jouw bedrijf speelt om hierop goed en tijdig te kunnen inspelen. Houd bij wanneer de dieren symptomen vertonen of uitvallen, wat de reden van ziekte of uitval is en of er voorafgaand een behandeling, verplaatsing of verandering van klimaat of voeding heeft plaatsgevonden. Zo verkrijg je een beter inzicht in de oorzaak van problemen en kan je je stalmanagement verbeteren.
  2. Registreer bij hoge doodgeboorte of biggensterfte gegevens over de zeug en het werpproces om hierop bij te sturen en de selectie van een goede zeugengroep mogelijk te maken.
  3. Behandel niet standaard alle jonge biggen, maar alleen deze die het nodig hebben omdat ze bijvoorbeeld een dik pootje of diarree hebben. Behandel alleen dieren waarvan je verwacht dat ze zullen uitgroeien tot volwaardige vleesvarkens. Indien je twijfelt, overweeg je best euthanasie. Euthanaseer ook zwakke en te licht geboren (minder dan 800 gram bij geboorte) biggen. Dit zal de algemene infectiedruk op het bedrijf verlagen en dus de noodzaak om antibiotica in te zetten verminderen.
  4. Gebruik preventieve maatregelen zoals bioveiligheid en vaccinatie (ook van de zeugen) om de weerstand en gezondheid te optimaliseren.
  5. Behandel bij ziekte-uitbraken enkel de groep dieren die aangetast is, en niet meteen het hele compartiment. Behandel dus zo dat enkel dieren in één of enkele hokken medicijnen krijgen, bijvoorbeeld via injectie of via drinkwatermedicatie, en niet alle dieren die op een voederlijn zijn aangesloten zoals bij gemedicineerde voeders het geval is.
  6. Reduceer antibioticagebruik bij het castreren van jonge biggen door geen kritisch belangrijke (rode) antibiotica te gebruiken. Als de dierenarts antibioticumbehandeling toch noodzakelijk vindt, kies dan voor gele antibiotica. Nog beter is standaard geen antibiotica te gebruiken bij de castratie en hygiënisch te werken om het risico op infectie te verkleinen. Op de castratiewonde kan je een ontsmettingsvloeistof gebruiken.
  7. Zorg voor een goede quarantaine en aanpassing van nieuw aangekochte fokdieren die je toevoegt aan de zeugenstapel.
  8. Vermijd overbezetting, vooral in de biggenbatterij.
  9. Zorg voor een goede biestopname van de biggen.
  10. Probeer het mengen van verschillende tomen bij spenen of opzet zoveel als mogelijk te beperken.

PLUIMVEE

  1. Bespreek  met je kuikenleverancier de leeftijd en de status van de moederdieren.
  2. Pas de opvang van eendagskuikens aan op basis van hun gewicht en informatie over het moederdier. Bespreek dit regelmatig met je adviseurs .
  3. Vermijd overbezetting.
  4. Zorg voor een goede klimaatbeheersing (dag én nacht). Besteed bij koude voldoende aandacht aan de juiste instellingen voor minimumventilatie.
  5. Optimaliseer de bioveiligheid. Vermijd onnodige bezoekers in de stal en maak een duidelijke scheiding tussen het vuile en het schone deel van het bedrijf. Denk na over eventuele uitbesteding van ongediertebestrijding.
  6. Controleer regelmatig de drinkwaterkwaliteit, zowel aan de bron als op het einde van de leidingen.
  7. Zorg voor een goede uitselectie van vleespluimvee.
  8. Droog strooisel zorgt voor gezondere dieren.
  9. Zorg voor een afdoende vaccinatie van de kuikens.