lamel

Mest koelen, ammoniak reduceren en warmte winnen

Om de ammoniakemissie op het varkensbedrijf terug te dringen zonder het terugdringen van de dieraantallen kunnen varkenshouders een beroep doen op emissiereducerende technieken. Varkenshouders Brecht en Eddy D’Heygere uit het West-Vlaamse Ingooigem deden ervaring op met het koelen van mest in de drachtstal.

Het stikstofdecreet bepaalt dat varkenshouders tegen 2030 hun ammoniakemissie (voor de delen van het bedrijf die nog niet ammoniakemissiearm zijn) met 60% moeten doen dalen ten opzichte van hun referentiesituatie om zo te voldoen aan hun PAS-referentie 2030. Eén van de technieken die – weliswaar voor een deel – in aanmerking zou kunnen komen is het koelen van de mest. Bij guste en dragende zeugen bedraagt het reductiepercentage van koeldeksysteem met 115 of 135 % koeloppervlak 47,6 %. Bij andere diercategorieën is het koeldeksysteem erkend met hoger percentage koeloppervlak (150- 200%) aan een hoger reductiepercentage (44-75%).

Koeldeksysteem

Brecht en Eddy D’Heygere hebben in Ingooigem (deelgemeente van Anzegem) een gesloten varkensbedrijf. Bij de uitbreiding van hun zeugenstal kozen ze ervoor om de mest onder de drachtige zeugen te koelen met een zogenaamd koeldeksysteem. Als onderdeel van het RAMBO-project organiseert Boerenbond verschillende ‘Tour de Boers’ waarbij veehouders uitgenodigd worden om systemen voor ammoniak- en methaanreductie in werking te zien. In Anzegem kon een groep boeren op deze manier kennis maken met het koeldeksysteem. Het is een Nederlands systeem waarvan er slechts een paar in Vlaanderen draaien, maar wat alvast op het bedrijf van Brecht en Eddy zijn degelijkheid bewezen heeft.

Drievoudig effect

Ondertussen draait het koeldeksysteem al meer dan tien jaar op het bedrijf. “Op een andere stal hadden we al een biologische luchtwasser. Maar een luchtwasser verbruikt veel water en elektriciteit, waar je als boer niets voor terugkrijgt. Een nieuwe luchtwasser voor 200 zeugen was ook erg duur. Daarom kozen we voor een koeldeksysteem”, legden Brecht en Eddy de keuze voor het systeem uit. Deze levert naast minder ammoniakemissie en een beter stalklimaat ook bruikbare energie op.
 

qfsdfdsq
Drijvende lamellen

Het koeldeksysteem op het bedrijf bestaat uit een warmtepompsysteem. In de mest drijft een constructie van evenwijdige lamellen onder het roostergedeelte waarin koud water in een gesloten circuit stroomt. Dat koude water neemt de aanwezige warmte in de mest op en brengt deze – via een warmtewisselaar – over naar een ander gesloten watercircuit dat naar de warmtepomp gaat. De strikte scheiding van deze circuits voorkomt dat er eventueel ammoniak naar de warmtepomp zou kunnen sijpelen. De warmtepomp waardeert de warmte verder op naar een bruikbare temperatuur van 40-45°C. Deze warmte kan vervolgens in een buffervat opgeslagen en nuttig gebruikt worden bij de vloerverwarming van de biggen. De mest koelt op die manier af van circa 18°C naar minder dan 15°C. De temperatuur mag niet hoger gaan dan 15°C om de toegeschreven ammoniakemissiedaling van 47% te halen.  De temperatuur van de mest wordt automatisch gelogd om de juiste werking van het systeem te kunnen borgen.

Onderhoudsvriendelijk

Omdat de ammoniakvorming in de stal zelf wordt beperkt, kunnen boer en varkens ook genieten van een beter stalklimaat. “In de opstartfase merkten we een duidelijk verschil in stalklimaat eens de installatie draaide. Daardoor hoefden we minder te ventileren zonder in te boeten op stalklimaat”, herinnert Brecht zich. De installatie draait tot op vandaag nagenoeg rimpelloos. Uitgezonderd een pomp die moest vervangen worden, waren er nog geen noemenswaardige kostenposten. Het koeldeksysteem werd aangeleverd door een Nederlandse firma, maar voor ‘de warme kant’ van de warmtepomp kozen Eddy en Brecht voor een leverancier dichter bij huis.
 

brecht
Mee met de tijdsgeest

De warmtepomp bevindt zich in de loopgang van de stal en lijkt dus niet te lijden onder het stalklimaat. De back-up mazoutinstallatie verbruikte de afgelopen tien jaar nog geen 500 liter. Het koeldeksysteem spaart dus heel wat fossiele brandstof uit, een pluspunt voor het klimaat en de portemonnee. “Ook op dat vlak zijn we dus mee met de tijdsgeest.”
 

Mest mixen

Enig meerwerk zit bij het mixen van de mest voorafgaand aan het leegtrekken van de kelder. Om korstvorming te vermijden is het mixen belangrijk. Dit moet met een smalle mestmixer tussen de lamellen gebeuren. Omdat de lamellen haaks op de roosters liggen vraagt dit wel wat extra werk om telkens de mixer te verzetten. Het speelt in het voordeel dat de zeugenmest doorgaans wat dunner is dan vleesvarkensmest. “Voor vleesvarkens zou ik het koeldeksysteem niet aandurven, ook al werkt het hier eigenlijk heel goed”, vertelt Brecht. Ook nu wordt de mest onder de drachtige zeugen na het mixen als eerste uitgereden.

Altijd warmte nodig

In mestkelder wordt altijd een niveau van 40-50 cm mest aangehouden, zodat de lamellenconstructie blijft drijven en niet vastslibt. In de winter is er meer warmte nodig dan dat er kan teruggewonnen worden uit de mest. Daarom wordt dan voor een deel – ook via lamellen gevuld met water - warmte teruggewonnen uit de uitgaande lucht van de vleesvarkensstal vlak voor deze de luchtwasser ingaat. Omdat de passeersnelheid daar vrij groot, heeft dit geen negatieve werking op de werking van de biologie in de luchtwasser. De mest zou ook dieper gekoeld kunnen worden dan de bovengrens van 15°C, maar dat zou gepaard gaan met een slechtere efficiëntie/hoger elektriciteitsverbruik van de warmtepomp. In de zomer – wanneer de toepassingsmogelijkheden van de warmte ook lager zijn – wordt het mestniveau ook aan de lage kant gehouden, zodat het koel houden van de mest minder elektriciteit vraagt/warmte oplevert. “Maar zelfs in de zomer heb je bij biggen nog altijd voor een deel warmte nodig”, legt Brecht uit.

Ondanks dat het systeem niet wijd verspreid is in Vlaanderen, hebben Brecht en Eddy geen spijt van hun pionierswerk. “We zijn tevreden over hoe het draait. Mocht ik de investering vandaag opnieuw moeten doen, zou ik wel voor een groter buffervat kiezen. Zo zouden we overdag met de elektriciteit van onze zonnepannelen even dieper kunnen koelen en wat minder ’s nachts. Dat zou de efficiëntie van de installatie nog vergroten.”