Kunnen robuuste aardappelrassen helpen bij meerdere uitdagingen?
In De Standaard verscheen een reportage over Steven Janssens en Bart Panis, twee Vlaamse wetenschappers die in het regenwoud van Queensland (Australië) op zoek gaan naar wilde bananenplanten. Ze willen planten vinden die resistent zijn tegen fusarium. De meest geteelde bananenvariëteit is de Cavendish. Die is gevoelig voor deze bodemschimmel, die geleidelijk meer en meer bananenplantages begint aan te tasten. En met bananen is het zoals met aardappelrassen: alle planten zijn genetisch identiek en hebben dus dezelfde vatbaarheid en resistentie voor ziekten.
Dit verhaal loopt dan ook volledig parallel met wat zowat vijftien jaar geleden gebeurde voor aardappelen. Toen gingen Nederlandse wetenschappers op zoek naar wilde aardappelrassen met resistentie tegen phytophtora, de gevreesde aardappelplaag. Dat kwam ter sprake in een webinar van de Nederlandse Nationale Proeftuin precisielandbouw (NPPL). De centrale vraag was of robuuste aardappelrassen een bijdrage kunnen leveren om het gewasbeschermingsmiddelenverbruik in de akkerbouw te beperken.
Het panel werd bemand door onderzoeker en plantenpatholoog Geert Kessel van Wageningen University & Research, veredelaar Jan-Eric Geersing van Geersing Potato Specialist en Erik Haasken, Manager Agronomy bij McCain Foods.
De wetenschap
Geert Kessel stelde dat de term robuust ras bij veel gewassen duidt op een kleinere stikstofbehoefte. “Maar bij aardappelen slaat het op phytophtoraresistentie. Bij aardappelen is de helft van de gewasbescherming gericht op phytophtorabeheersing. IPM zet ons aan om zo veel mogelijk preventieve maatregelen te voorzien, zoals gewasdiversiteit (diversificatie van gewassen, afstanden tussen aardappelpercelen), een gezonde bodem, monitoring van het gewas en robuuste rassen.”
Hij stelde dat het inzetten van robuuste rassen moet ondersteund blijven door gewasbeschermingsmiddelen, om de resistentie te beschermen. “Phytophtora maakt vlot nieuwe varianten. Het is niet de eerste keer dat de resistentie doorbroken wordt of een nieuwe variant resistent is tegen een bepaald middel. Meervoudige resistentie, ‘het stapelen van genen’, geeft minder kans op resistentieontwikkeling maar sluit die niet uit. We hebben slechts een zestal resistentiegenen, daar moeten we het mee doen. Om ze te kunnen blijven gebruiken moeten we ze beschermen. Het publiek kreeg tussendoor enkele vragen voorgeschoteld. 77% dacht dat het niet mogelijk was om chemievrij te telen met robuuste rassen.
Bioteelt
Jan-Eric Geersing toonde zich enthousiast over experimenteel biologisch phytophtoramiddel, dat hij kon uitproberen in samenwerking met de fabrikant. Maar dat is nog niet beschikbaar op korte termijn. “De gangbare teelt kan zijn middelengebruik reduceren, in de bioteelt hebben we weinig mogelijkheden. Alles is welkom om de druk op resistentie te doen afnemen.” Geersing vindt dat de sector dit samen moet aanpakken. “Als een landbouwer verplicht wordt om zijn loof vroeger te branden, dan heeft dit effect op de opbrengst en dus op zijn portemonnee.” Hij vindt dat iedereen serieus zijn best zal moeten doen om de doelstellingen voor 2030 te halen. Voor tafelaardappelen ziet hij dat haalbaar, omdat er voldoende pootgoed van resistente rassen biologisch wordt geteeld.
Het publiek kreeg als vraag of klassieke veredeling snel genoeg kan gaan. Ongeveer drie vierde vindt dat de traditionele veredeling moet ondersteund worden met technieken die het proces versnellen. Jan-Eric reageerde dat hij op de traditionele manier werkt en zo ook een eind op weg geraakt. Hij slaagde er zelfs al in om genen van niet kruisbare soorten over te brengen via terugkruisingen en kan al resistentie inbrengen via de beide ouders, maar het kost tijd. Als kleine kweker heeft hij ondertussen al 10 resistente rassen, waarmee hij 50% van de markt kan bedienen. “Ook met genetische technieken moet je blijven selecteren. Wachten en niets doen is slechter.” Geert Kessel reageerde dat de tijd belangrijk is. “Het doel is het stapelen van resistentiegenen, wat met cisgenese heel snel kan. Maar het is een ggo-techniek en dus in Europa aan heel wat regels gebonden (maar niet verboden).” Hij vreesde wegens de hoge druk van de aardappelplaag dit jaar wel een sterke terugslag van de resistentie.
De aardappelverwerking
De resistente rassen moeten uiteindelijk ook kunnen verwerkt worden in de fabriek. Erik Haasken stelt dat ze bij McCain heel intensief bezig zijn met zoeken naar geschikte rassen. “We hebben veel eisen: drogestofgehalte, resistentie, goede bakkleur … We bekijken ook of we negatieve aspecten ook nog kunnen remediëren tijdens de verwerking, bijvoorbeeld wanneer een gewas een iets grauwere vleeskleur heeft. We dachten eens een goed ras te hebben, maar de consument moest de witte vleeskleur niet hebben. We proberen ook telers te helpen met het in goede conditie houden van hun bodem, zodat de planten sterker zijn en meer weerstand vertonen. Dan kom je al een eind met rassen die iets resistenter zijn. We willen tegen 2030 alle telers in een good agricultural practice-teeltprogramma krijgen, met efficiënt gebruik van water, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, en we helpen hen daarbij.” Een voordeel is dat ze met een grote groep van trouwe telers werken. Een kleine 700 van hen leveren al van vader op zoon. Haasken vertelde over een groep van telers die leert van elkaar. Ze doen daar graag aan mee. Hij merkte ook op dat je al een substantiële middelenreductie kan realiseren dankzij de techniek, zeg maar precisietechnieken. “Ik ken heel wat telers die 20-30% minder spuiten.”
Jan-Eric vroeg om niet te discussiëren over het laatste tientje van het pootgoed, maar om hem de kans te geven om advies mee te leveren. “Er is geen gewas dat je sterker kan beïnvloeden dan aardappelen.”
En wat biedt de toekomst?
Zijn er nog nieuwe resistentiegenen op komst, naast de zes gekende? Geert Kessel is niet optimistisch. “We zijn in het verleden na expedities tot een 25-tal genen gekomen, maar nader onderzoek heeft uitgewezen dat er heel wat overlap in zit.” In aardappelen zien de sprekers nog alternaria als uitdaging. Op dat vlak staat de veredeling nog in haar kinderschoenen. Bij suikerbieten wordt onder meer veredeld op cercosporatolerantie. Ook voor uien gebeuren er wat dingen, maar het gaat traag. Verder vernoemde men ook nog de extra druk van de coloradokever, doordat er meerdere generaties per jaar zijn, en de virusdruk in pootgoedteelt.
Je kan het webinar hier herbekijken.
Bron: Boerenbond.