Emissie-onderzoek blijft een stevige kluif voor onderzoekers
Ammoniak, geur, fijn stof, broeikasgassen… de veehouderij krijgt heel wat ongewenste uitstoot toegeschreven. Het juist bepalen van deze uitstoot is echter geen eenvoudige klus. Tijdens een VEMIS-studiedag lichtten onderzoekers van Vlaamse kenniscentra hun onderzoek toe.
VEMIS staat voor ‘Consortium kennisopbouw luchtemissies in de veehouderij.’ Aan de hand van doctoraten en projecten wordt er aan kennisopbouw en -uitwisseling gedaan. Het wil de kansen voor innovatie rond luchtemissies in de veehouderij versterken. Oprichters zijn onder andere het Departement Landbouw&Visserij, praktijkonderzoekscentra en ook Boerenbond.
VEMIS werd in 2011 opgericht en meer dan tien jaar later lijken emissies hotter te zijn dan ooit, lichtte West-Vlaams gedupteerde voor land- en tuinbouw Bart Naeyaert in zijn inleiding toe. Ammoniak/stikstof komt daarbij het eerste in gedachten, maar andere polluenten, zoals geur, kunnen in vergunningstrajecten soms bepalender zijn, zo waarschuwde hij. Bij VEMIS heeft men daarom altijd gekozen voor een multipolluentenbenadering.
Containers
Belangrijke vraag in het in kaart brengen van uitstoot is hoe je deze emissies bepaalt. Jonas Vandicke (ILVO) toonde hoe in proefopstellingen mest in gesloten 20-litercontainers geplaatst kan worden om de afgezogen lucht via een analysetoestel te ontleden. Op deze manier werd onder andere al het effect dat zeolieten kunnen hebben op de uitstoot uit stalmest onderzocht. Meer praktijkgericht onderzoek is het afzuigen van de lucht uit vleesveeboxen om dit te analyseren.
Gasuitwisselingskamers
Ook aan het proefbedrijf van de pluimveehouderij in Geel weten ze dat emissies zich niet zo snel nauwkeurig in kaart laten brengen. Hoewel een ‘ronde’ in vleeskippen zo veel mogelijk gestandaardiseerd verloopt, kan de uitstoot onder invloed van bijvoorbeeld het weer sterk verschillen. Geavanceerde uitstootanalysetoestellen zijn bovendien heel gevoelig en laten zich om die reden moeilijk verplaatsen van de ene stal naar de andere.
Als het analysetoestel moeilijk naar het dier kan, kan het dier misschien wel naar het analysetoestel. Het is een van de redenen waarom aan het ILVO sinds 2016 gasuitwisselingskamers gebruikt worden. Deze hermetisch afgesloten kamers – telkens voor één koe – hebben een gecontroleerde ventilatie en kunnen nauwkeuring alle ingaande en uitgaande lucht analyseren.
Het laat toe om uitgebreide stikstofbalansen op te kunnen maken en alle inputs en outputs nauwkeurig in kaart te brengen. GreenFeeds – geavanceerde krachtvoerboxen – zuigen dan weer de lucht af van koeien terwijl die in de krachtvoerbox aan het eten zijn. Deze laten toe om ook in conventionele praktijkbedrijven enige uitspraken over uitstoot (methaan, CO2, waterstofgas) te kunnen doen op dierniveau, zowel in de stal als op de weide.
Geur en fijn stof
Een van de moeilijkste emissies om nauwkeurige getallen op te plakken is die van geur. Dat komt omdat uit stallen meer dan 300 bekende geurverbindingen kunnen vastgesteld worden. Sommige van deze verbindingen hebben zelfs een sterke geur in lagere concentraties, andere zijn dan weer zelfs in hoge concentraties nauwelijks te ruiken. Sommige van deze geuren reageren ook onderling.
De oudste geuranalyse? De menselijke neus!
Daarom dat in de praktijk nog vaak een beroep wordt gedaan op de oudste geuranalyse die er is: de menselijke neus. Tijdens zogenaamde olfactometrie wordt een geurstaal verdund met geurvrije lucht. Dat verdunde staal wordt aangeboden aan mensen met een gemiddelde geurgevoeligheid. Deze moeten vervolgens aangeven of ze iets ruiken of niet. Dat zegt natuurlijk nog niets over de hinderlijkheid van die geur. Ook kunnen geurteams in de omgeving van een stal ‘live’ gaan ruiken.
Concentratie is geen uitstoot
Zelfs met een goede bepaling van wat je meet in de stal, ben je er nog niet. “De concentratie van een bepaald polluent in de stal alleen heeft geen verband met de emissies van die stal”, waarschuwde haar ILVO-collega Chari Vandenbussche. En dat heeft veel met debiet in ventilatie te maken.
Mechanisch geventileerde stallen hebben hierbij het voordeel dat ze een duidelijke ingang en uitgang hebben. Bij natuurlijk geventileerde stallen, durft dit wel eens wisselen. Geen stal is daarbij hetzelfde, en dat vraagt eigenlijk telkens maatwerk om goed te kunnen meten. Gas analyzers zijn betrouwbaar en gaan lang mee, maar zijn duur en vereisen een goede opstelling. Goedkopere sensoren zijn dan weer mobieler maar zijn niet altijd betrouwbaar of gaan sneller stuk onder invloed van bijvoorbeeld ammoniak.
De winnende combinatie van betrouwbaar en betaalbaar is nog niet gevonden, zo stelde ze. “Stel dat we van alle stallen de emissies nauwkeurig zouden kunnen bepalen, dan zouden we ongetwijfeld verschillen vinden. Maar dan wacht er nog een grote ontdekkingstocht om te bepalen wat deze verschillen verklaart en wat we kunnen doen om reducties te vermijden.”
Mogelijk kan je via metingen wel sneller uitspraken doen over een reductie/toename in uitstoot voor en na een ingreep dan over echt een absolute uitstootwaarde van een bepaalde stal doorheen het jaar. Voorwaarde is wel dat er dan in gelijke omstandigheden word gemeten. “Er zijn mogelijkheden, maar we moeten goed weten waarvoor we uitkomsten willen gebruiken.”
De uitstoot van methaan in de landbouw komt in de eerste plaats via de enterische emissies uit de spijsvertering bij herkauwers. Hier is in het convenant enterische emissies overeengekomen deze uitstoot te doen dalen met 0,44 Mton CO2-equivalenten. De Europese NEC-richtlijn uit 2001 heeft elke lidstaat nationale emissieplafonds opgelegd voor ammoniak, die ook geleidelijk dalen.
Ons land zit mooi onder deze plafonds. De druk op stikstofuitstoot komt dus niet zozeer vanuit de beperkingen op ammoniak, maar omwille van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in het kader van de instandhoudingsdoelstellingen.
Nico Peiren (ILVO) ging dieper in op het ILVO-onderzoek dat boeren moet toestaan de enterische emissies van hun runderen te doen dalen. De doelen uit het convenant zijn niet min, omdat ze een vermindering vooropstellen in absolute getallen.
In 2020 ging het al om een daling met 28% ten opzichte van 2005. Nico Peiren ziet voedermaatregelen op korte termijn als het meeste beloftevol. 3-NOP (Bovaer) doet het daarmee met een vastgestelde reductie van 26% het beste. “Van die reductie zijn we zeker. Internationaal zijn er ook al tientallen studies over gebeurd”, zo wist Peiren.
Voeder blijft deels onbekende
Boerenbond zet ook de schouders onder Klimrek, een tool waarmee via een levenscyclusanalyse de klimaatimpact/CO2-uitstoot van een boerderij kan worden berekend en verbeterd. ILVO-onderzoeker Anne-Sophie Sacré lichtte daarbij enkele resultaten toe afkomstig van zo’n levenscyclusanalyse van vijf pilootboeren.
De voederaankoop bleek daarbij goed voor zo’n 60% van de klimaatimpact uitgedrukt per kg levend gewicht, mestopslag voor nog eens 18%.
“Voederaankoop levert de grootste bijdrage, maar is ook de grootste onbekende. Er is veel variatie. Bij de pilootbedrijven varieerde dit tussen 54 en 76%. Varkenshouders kopen samengestelde mixen, maar hoeveel elke component bijdraagt weten we niet en moeten we dus met gemiddelde samenstellingen van voeders werken”, aldus Anne-Sophie Sacré.
Ongetwijfeld hebben ook factoren, zoals het aandeel reststromen in het rantsoen en de voederconversie, een effect. De variatie in het effect van de mestopslag kan onder meer verklaard worden door het voeder, de stikstofexcretie, het type opslag, duur van de opslag, de buitentemperatuur en, de inputs van het luchtwassysteem.
Maïskuilvoer en vlaspellets bleken op beide vlakken een verbetering, maar hebben natuurlijk hun kostprijs. “Maatregelen die emissies reduceren bij pluimvee gaan in sommige gevallen gepaard met mindere strooiselkwaliteit en meer voetzoollaesies”, aldus Kris De Baere. “Maatregelen die gericht zijn op meer dierenwelzijn zoals een lagere bezetting leiden dan weer tot eerder hogere emissies.”
Op het einde van de studiedag was een van de meest gehoorde stellingen dat er verder onderzoek nodig is. Ook Boerenbond stopt twee miljoen euro eigen middelen in innovatiesteun voor PAS-oplossingen. Meer over die Boerenbond innovatiesteun lees je hier.
Het einde van de dag werd afgesloten met een aantal stellingen. Daarbij werd ook gevraagd waarop de aanwezigen zouden inzetten mochten zij minister zijn. Hierbij kwam langetermijnvisie als het belangrijkste onderwerp uit de zaal. Dat lijkt iets evenwel iets minder de taak van onderzoekers, maar vooral van beleidsmensen.
Bron: Boerenbond.