Er bestaat in ons land een eengemaakte opzeggingsregeling voor arbeiders en bedienden sinds 1 januari 2014. Op het vlak van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst is er geen onderscheid meer tussen arbeiders en bedienden. Dit is het zogenaamde eenheidsstatuut. Door die aangepaste regeling werd ook de proefperiode afgeschaft.
Maar later werd in de eerste maanden van het arbeidscontract weer een inkorting van de opzeggingstermijn voorzien. We geven een voorbeeld in het stukje hieronder. Wanneer men op dit ogenblik een arbeidsovereenkomst wil beëindigen, moet er een onderscheid gemaakt worden tussen twee perioden: voor prestaties tot en met einde 2013 blijven de oude regels over de opzeg behouden.
Dit is heel belangrijk! Op die manier kan ervoor gezorgd worden dat er voor de werkgevers geen meerkosten is voor het verleden. Een werkgever die in 2023 een werknemer (die tot einde 2013 arbeider was) ontslaat, zal voor de periode van activiteit tot en met 31 december 2013 alleen moeten rekening houden met de opzegtermijnen die opgenomen zijn in de CAO nr. 75.
Voor de prestaties vanaf 1 januari 2014 is de opbouw van de ontslagbescherming identiek voor alle werknemers, dus zonder onderscheid tussen ex-arbeiders en ex-bedienden. Deze opzegtermijnen zijn hoger dan deze die opgenomen in de Cao 75. Het is belangrijk aan te halen dat er alléén meerkosten zijn voor de periode vanaf 1 jan 2014. Immers, voor alle werknemers wordt op 1 jan 2014 de anciënniteit op 0 geplaatst en de extra kosten ontstaan geleidelijk.
Voor arbeiders is er ook een bijkomende bescherming voorzien voor de periode dat zij gewerkt hebben van voor 1 januari 2014: er wordt een Ontslag Compensatie Vergoeding (OCV) betaald zodat zij voor hun totale anciënniteit (oud en nieuw) een ontslagvergoeding zouden kunnen genieten alsof zij hun hele contract onder de nieuwe regeling zouden gewerkt hebben. Deze OCV wordt niet door de werkgever betaald maar door de uitbetalingsinstellingen van de werkloosheid. Het is een netto vergoeding die niet belast wordt (zie voorbeeld verder).
Herinvoering van de proefperiode
In het Zomerakkoord van 2017 werd een correctie doorgevoerd. Tijdens de eerste vijf maanden van de arbeidsovereenkomst wordt de opzeg progressief verhoogd maar aan een lager ritme. Op die manier wordt er de facto opnieuw een proefperiode ingevoerd. In het begin van een contract, zien de opzegtermijnen er als volgt uit:
- 1 maand: 1 week.
- 2 maanden: 1 week.
- 3 maanden: 1 week.
- 4 maanden: 3 weken.
- 5 maanden: 4 weken.
- 6 maanden: 5 weken.
Voorbeeld van een opzeg: een arbeider heeft op 31 december 2013 18 jaar gewerkt als arbeider. Voor deze periode geldt de Cao 75: 12 weken opzeg. Hij wordt ontslagen op 1 juni 2023. Hij heeft dus negen jaar gewerkt sinds 1 jan 2014: 30 weken opzeg. De werkgever moet dus 12 + 30 weken opzeg respecteren: 42 weken. Aan de werknemer wordt een aanvullende bescherming toegekend van 69 weken (dit is de opzeg na 27 jaar) - 42 weken (die de werkgever betaalt) = 27 weken OCV die betaald wordt via de RVA.
Bron: Boerenbond.