Reductiedoelstellingen 

De reductiedoelstellingen zijn zeer strikt bepaald en afgebakend, namelijk 50% vermindering van het gebruik en risico globaal over alle gewasbeschermingsmiddelen en 50% daling van het gebruik van de meest gevaarlijke gewasbeschermingsmiddelen. De streefcijfers moeten nationaal door de lidstaten worden vastgelegd en moeten gerealiseerd worden t.a.v. de referentiejaren 2015-2016-2017. Rekening houdende met de gemiddelde gebruiksintensiteit van een lidstaat in die jaren in vergelijking met het gemiddelde van de Unie geeft dit aanleiding tot een daling of stijging van het nationale streefcijfer dat altijd tussen 35 en 65 % zal liggen. Hoe groot de afwijking kan zijn wordt mee bepaald door de evolutie van de gebruiksintensiteit tussen 2011-2012-2013 en de referentiejaren 2015-2016-2017, dit ook in vergelijking met het gemiddelde van de Unie. Een analoge regel geldt voor de vermindering van het gebruik van gevaarlijke gewasbeschermingsmiddelen (stoffen die in aanmerking komen voor vervanging). 

De berekening van de vermindering van het gebruik gebeurt conform de volgende tabel (zie hierderon), waarbij de hoeveelheden actieve stof worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt in lijn iii.

Uit een eerste analyse blijkt voor de 1ste indicator (alle producten gewasbeschermingsmiddelen) de doelstelling voor België te liggen op 58% reductie (in 2020 zaten we aan 30% reductie). We hebben dus nog een weg af te leggen.  Voor de 2de indicator (kandidaten voor substitutie of gewasbeschermingsmiddelen die nog een erkenning hebben maar deze erkenning gaan verliezen van zodra er alternatieven zijn) komt de doelstelling voor België op 52% reductie (in 2020 zaten we op 42% reductie). We zitten hier dus hoger dan de 50% die in de publieke media aangekondigd is.

We moeten toegeven dat in België de intensiteit van gebruik (kg werkzame stof per ha actieve landbouwoppervlakte) hoger ligt dan de meeste andere lidstaten en dat komt tot uiting in dit percentage. België wordt natuurlijk gekenmerkt door een intensieve regio met heel specifieke teelten (fruit, groenten, sierteelt, aardappelen) wat meer input van gewasbeschermingsmiddelen vraagt dan gras, maïs of graangewassen. In Vlaanderen is er met de invoering van IPM (Integrated Pest Management) steeds meer aandacht voor preventieve maatregelen, waarbij al jaren gewerkt wordt met een verplichting van 50% driftreductie. Daarnaast hebben we voor heel wat teelten al heel goed uitgebouwde waarnemingen&waarschuwingen. Door het wegvallen van producten zijn we noodgedwongen overgeschakeld op een combinatie van technieken en mogelijkheden maar de evolutie van de middelen hebben niet altijd een directe daling als gevolg maar wel een verschuiving van middelen van een hoger naar middelen met een lager risicoprofiel waar de wegingsfactor wel speelt.

Boerenbond vraagt dat de reducties van de voorbije jaren moeten in rekening gebracht worden en zelfs verder teruggaan dan 2015-2016-2017 of zelfs wat gerealiseerd werd sinds 2011-2012-2013. Het doel realiseren tegen 2030: dit ligt veel te dichtbij. Vooraleer deze wetgeving in voege kan gaan zijn we zeker in teeltseizoen 2024, wellicht zelfs 2025 dan zijn er amper vijf tot zes jaar om de beoogde doelen te realiseren. De ervaring leert dat bij dergelijke plannen de resultaten pas na meerdere jaren duidelijk worden.

Boerenbond vindt dat vooraleer men dergelijke scherpe reductiedoelstellingen oplegt, er eerst een duidelijke mogelijkheid moeten zijn om versneld alternatieve middelen op de markt te brengen. Resistentie zal sneller ontwikkelen, wat we absoluut moeten vermijden, door veelvuldiger gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die een betere score hebben in de berekeningswijze. Er moet blijvend kunnen afgewisseld worden uit verschillende groepen werkzame actieve stoffen.

Gevoelige gebieden

Gevoelige gebieden zijn zeer ruim omschreven en bovendien zou in deze gebieden het verboden zijn om nog gewasbescherming toe te passen, zelfs met een bufferzone rond deze gebieden. De Europese Commissie heeft het over gebieden die door het publiek wordt gebruikt, waaronder openbare parken of tuinen, recreatie- of sportterreinen of openbare paden (= van snelwegen tot trage wegen). Ook gebieden die hoofdzakelijk gebruikt worden door kwetsbare groepen (bv. zwangere vrouwen) en stedelijke gebieden die worden bedekt door een waterloop of waterpartij. Maar ook de niet-productieve gebieden uit de goede landbouw- en milieucondities (GLMC 8) zijn opgenomen naast drinkwaterwingebieden, nitraatgevoelige gebieden, vogel- en habitatrichtlijngebieden, …

Voor Boerenbond is de afbakening van de kwetsbare gebieden een cruciaal punt en dient aangepast te worden zodanig dat gewasbeschermingsmiddelen in grote delen in Vlaanderen en in alle landbouwgebieden blijvend kunnen toegepast worden. Oppervlaktewateren dient beperkt te blijven tot de waterlopen die vandaag zijn aangeduid in het grootschalig referentiebestand dat ook gebruikt wordt voor de verzamelaanvraag. Maar ook moet het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk blijven langs publieke paden in landbouwgebied, alsook in oppervlakte- en grondwaterwingebieden (mits voorwaarden). Plekgewijs moet het gebruik van gewasbescherming ook mogelijk blijven in habitatrichtlijngebieden om bepaalde (invasieve) soorten of moeilijke onkruiden onder controle te kunnen houden. Voor beschutte teelten (bv. serres) vragen we een afzonderlijke benadering die meer rekening houdt met de beperktere risico’s op verspreiding naar de omgeving. Een verfijning van de definitie kwetsbare gebieden is noodzakelijk zodat in veel meer gebieden wel nog gewasbeschermingsmiddelen kunnen toegepast worden. Mits het gebruik van risicobeperkende maatregelen moet de bufferzone t.a.v. bepaalde kwetsbare gebieden kunnen verkleind worden.

IPM

De Verordening voorziet een reeks verplichtingen voor de gebruikers en adviseurs betreffende IPM als er geen teelt/sectorspecifieke voorschriften zijn. Echter door de groepering (akkerbouw, glasgroenten, openluchtgroenten, ruwvoeders, sierteelt, fruitteelt) die er in Vlaanderen gemaakt is, zijn er voor alle gewassen specifieke voorschriften. Deze voorschriften moeten voldoen aan de verplichtingen die door de Unie worden opgelegd. Daarnaast moeten ze per gewas ook een aantal verifieerbare criteria hebben voor de belangrijkste schadelijke organismen, de niet-chemische ingrepen die mogelijk zijn, de gewasbeschermingsmiddelen van laag-risico die kunnen ingezet worden, …  

Alle vermelde verplichtingen inzake preventieve maatregelen zijn in Vlaanderen al in IPM opgenomen op dit ogenblik, een aantal evenwel in een keuzemenu waar men er maar een beperkt aantal moet kiezen. Ook op vlak van monitoring zijn alle mogelijkheden opgenomen in de huidige vereisten van IPM in Vlaanderen.

Er is pas chemische behandeling mogelijk volgens de ontwerp SUR als alle niet-chemische methodes zijn uitgeput: strikte toepassing kan voor problemen zorgen. Niet voor alle problemen zijn er curatieve middelen voorhanden, preventief behandelen met een chemisch product moet kunnen op basis van waarnemings- en waarschuwingssystemen en monitoring op basis van wetenschappelijke expertise. Keuze voor selectieve middelen is nu al opgenomen evenals het rekening houden met anti-resistentiestrategieën.

Verplichte digitale registratie van genomen preventieve maatregelen, de naam en adviezen van de onafhankelijke adviseurs en de toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen in de elektronische registers gaan veel verder dan de huidige verplichtingen. De digitale registraties van het gebruik moeten (geanonimiseerd) gedeeld worden met andere overheden die bevoegdheden hebben inzake water, beschermingszones, … Zie daarvoor het al goedgekeurde digitale gewasbeschermingsmiddelenregister.

Daar waar het NAPAN wel aan een openbaar onderzoek wordt onderworpen is dat voor IPM en de bijsturingen ervan niet het geval. IPM zou ook jaarlijks moet bijgestuurd worden en ook die aanpassingen moeten aan een openbaar onderzoek onderworpen worden. Momenteel gebeurt dit in een zeer uitgebreide en transparante sectorbevraging.

Boerenbond wil de Europese Commissie ervan overtuigen dat de huidige werkwijze van IPM in Vlaanderen als voorbeeld kan tellen voor de rest van Europa. Ook de wijze waarop preventieve maatregelen en monitoring op vandaag gehandhaafd worden in Vlaanderen via IPM zijn voldoende streng. Voor Boerenbond moeten sectorspecifieke richtlijnen kunnen zonder per gewas in detail te gaan over ziekten en plagen, deze kunnen ook snel evolueren. Op vandaag zijn er in Vlaanderen bv. groeperingen van glasgroenten, sierteelt, fruitteelt, ruwvoedergewassen, … Boerenbond vraagt om niet nog meer in detail te gaan. Een jaarlijkse herziening van de richtlijnen is te snel, geef de implementatie van nieuwe IPM-maatregelen de kans. Net zoals bij een NAPAN zou ook hier pas een evaluatie mogen komen nadat data beschikbaar zijn waarop de evaluatie zich kan baseren.

In functie van de mogelijkheden, technieken en evoluties die er zijn moet snel kunnen bijgestuurd worden, dit is onmogelijk indien iedere wijziging aan een openbaar onderzoek onderworpen moet worden. Laat de techniek en het onderzoek zijn werk doen, zodat ook los van IPM nog betere maatregelen ingang kunnen vinden in de sector. De huidige controles en resultaten ervan moeten voldoen als registratie van de genomen maatregelen. Er mag geen extra elektronisch register komen voor bv. preventieve maatregelen. Landbouwers hebben een grens bereikt van wat ze kunnen registreren. Preventieve maatregelen zijn ook veel moeilijker te controleren. Gevraagd wordt te onderzoeken of er geen registratie kan zijn van de handelaar die naar de eindverbruiker verkoopt, zodat de landbouwer minder administratie moet verwerken.

Gebruik, opslag en verwijdering van gewasbeschermingsmiddelen

De Europese Commissie voorziet dat enkel professionele gebruikers gebruik kunnen maken van professionele gewasbeschermingsmiddelen. Boerenbond is tevreden dat onze Belgische fytolicentie voldoet aan alle eisen die Europa voorstelt. Ook eist Europa dat de toepassingsapparatuur om de drie jaar moet gekeurd worden. Het elektronisch register is een nieuw gegeven, voor keuringsplichtige toestellen zijn de nodige gegevens wellicht allemaal geregistreerd. Voor wat betreft België/Vlaanderen wordt de keuringsverplichting nagegaan via IPM maar ook via de sectorgids FAVV en in het kader van de randvoorwaarden GLB. Boerenbond vraagt dat indien de vereiste gegevens niet beschikbaar zijn, deze bij een eerstvolgende keuring door ILVO toegevoegd worden aan hun register, die op hun beurt het register kan gebruiken om de nodige data aan de FOD en de Europese Commissie over te maken. Er mag in geen geval extra administratieve last bij de landbouwer komen te liggen voor de keuring van de spuittoestellen. Betreffende de lege verpakkingen en NBGM (Niet Bruikbare GewasbeschermingsMiddelen) hebben we in België via AgriRecover een oplossing die aan alle voorwaarden voldoet van de ontwerp SUR. Ook wat betreft het spuitlokaal en de veilige opslag voldoen we aan alle gestelde voorwaarden.

Nieuw is de verplichting om minstens 1x per jaar beroep te doen op een onafhankelijk adviseur rond gewasbeschermingsmiddelengebruik op het bedrijf. Deze zijn op dit moment onvoldoende beschikbaar voor het aantal landbouwers die advies zal moeten krijgen. Boerenbond vraagt een overgangsperiode voor de onafhankelijke adviseurs. Er moet soepel omgegaan worden met de term onafhankelijkheid. Teeltbegeleiders van proefcentra, landbouworganisatie, producenten- en brancheorganisaties zouden al zeker als ‘onafhankelijk’ moeten beschouwd worden. Cruciaal is wel dat een onafhankelijke adviseur een meerwaarde vormt voor het bedrijf en dat dit geen theoretisch systeem wordt waar opnieuw moet voor worden betaald zonder dat er een meerwaarde is.

Aanvullend op een onafhankelijk adviseur zou ook een abonnement op een waarnemingen en waarschuwingssysteem moeten kunnen meetellen in de plaats van een onafhankelijke adviseur, alsook het beschikken over een abonnement op een vakblad waar informatie gedeeld wordt over het gebruik van GBM. Een andere optie is een vorming of studiedag ook laten meetellen indien deze gegeven wordt door (grotendeels) onafhankelijke adviseurs.

Bron: Boerenbond.


 [PVO1]Link naar dit stukje op de website (zie extra artikel)