Om de risico’s van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te beperken bestaat er een streng Europees kader. De Europese verordening 1107/2009 bepaalt de voorwaarden en evaluatie voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. In deze evaluatie onderzoekt men de risico's voor volksgezondheid, gebruikers en omstaanders en het leefmilieu (bodemleven, insecten, waterleven, …). 

Een gewasbeschermingsmiddel bestaat uit een actieve stof en een aantal hulpstoffen die de eigenschappen van de formulering verbeteren (oplosmiddel, antivriesmiddel, …). De werkzame stof en hulpstoffen worden op Europees niveau erkend en het gewasbeschermingsmiddel met de erkende werkzame stof op nationaal niveau.   

Erkenning actieve stof 

Een Europees comité van deskundigen uit verschillende lidstaten evalueert of een werkzame stof in de EU toegelaten mag worden. Een fytofarmaceutisch bedrijf maakt voor een werkzame stof een dossier op dat informatie bevat over de fysico-chemische eigenschappen, toxicologie, residuen, verspreiding en gedrag in het leefmilieu (water, lucht, bodem), ecotoxicologie, etc. Indien uit de risicobeoordeling onaanvaardbare zaken naar boven komen dan worden producten met die actieve stoffen uit de markt gehaald. Hiervoor bestaan er cut-off criteria (bv. mutageen, kankerverwekkend, persistent, onaanvaardbaar effect op bijen), een actieve stof die niet voldoet aan deze criteria mag niet op de markt komen. Europa is in deze erkenningen bijzonder streng in vergelijking met andere werelddelen.  

fgg
Zonale procedure 

Nadat een actieve stof erkend is op Europees niveau moet een gewasbeschermingsmiddel, dat in nog geen enkele Europese lidstaat toegelaten is, erkend worden door de lidstaten op basis van de zonale procedure. Europa is hiervoor opgedeeld in 3 zones op basis van vergelijkbare landbouwkundige, fytosanitaire en milieukundige (ook klimatologische) omstandigheden.  België werd ingedeeld in de Centrale Zone, samen met Duitsland, Luxemburg, Hongarije, Ierland, Nederland, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. Voor glastuinbouw is Europa 1 zone. Per zone evalueert één lidstaat, de zonale rapporterende lidstaat, het gehele dossier. De andere betrokken lidstaten beoordelen de evaluatie van de rapporterende lidstaat. Het uiteindelijke doel is een zonale erkenning waarbij een nieuw gewasbeschermingsmiddel onmiddellijk een toelating krijgt in de volledige zone. Dit gebeurt tot op heden echter nog niet. De reden hiervoor is dat er tussen de lidstaten toch nog verschillen zijn op nationaal niveau in de toepassingswijze van eenzelfde gewasbeschermingsmiddel, schadelijke organismen, teelten …   

Wederzijdse erkenning 

Een toelatingshouder van een gewasbeschermingsmiddel in een bepaalde lidstaat kan de toelating voor hetzelfde middel, dezelfde gebruiken en onder gelijkaardige landbouwkundige en klimatologische omstandigheden aanvragen in een andere lidstaat. 

Erkenningen in kleine teelten 

De term ‘kleine teelten’ slaat op het feit dat ze slechts op een beperkte oppervlakte geteeld worden in vergelijking met grote teelten als maïs en bieten. Voor fytofarmaceutische bedrijven is het niet rendabel om toelatingen aan te vragen voor gebruik van hun gewasbeschermingsmiddelen in deze teelten. De verkochte hoeveelheden zijn te klein om de kosten te recupereren of om winst te maken. Hierdoor zijn er weinig of geen middelen toegelaten in deze ‘kleine teelten’. Dit kan tot gevolg hebben dat er onvoldoende alternatieven bestaan om een goede anti-resistentiestrategie mogelijk te maken of dat er bepaalde ziekten en plagen niet bestreden kunnen worden. Om dit te voorkomen is de mogelijkheid van ‘uitbreidingen’ voorzien. Uitbreidingen kunnen gegeven worden op basis van wederzijdse erkenning, studies die bij de toelatingshouder aanwezig zijn, uitwisseling van gegevens met andere landen, na het genereren van nieuwe data, of een combinatie van al het voorgaande.  

Dergelijke uitbreidingen kunnen door derden aangevraagd worden. ‘Derden’ zijn officiële, wetenschappelijke of voorlichtende instanties die zich bezighouden met landbouwactiviteiten, beroepsgebruikers of hun organisaties. Om derden te helpen worden bepaalde studies gefinancierd door het federale Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en Producten. 

Noodtoelatingen 

In bijzondere omstandigheden mag een gewasbeschermingsmiddel op de markt gebracht worden voor een beperkt en gecontroleerd gebruik. Deze noodtoelating is ten hoogste 120 dagen geldig voor de bestrijding van een ziekte, plaag of onkruid dat op geen enkele andere redelijke manier te beheersen is. Normaal gezien wordt een dergelijke toelating in principe slechts éénmalig afgeleverd. Er dienen dus maatregelen te worden genomen om een permanente oplossing te vinden voor het probleem, bijvoorbeeld via een gewone erkenning of uitbreiding van een bestaande erkenning. 

Bron: Boerenbond.

 

Geen meerderheid voor of tegen glyfosaat in EU

Een tweede stemming bracht voorlopig nog geen duidelijkheid. Naar alle waarschijnlijkheid zal de verlenging voor 10 jaar worden goedgekeurd. "We geloven in de wetenschappelijke analyse van ECHA en EFSA en hopen dat deze wetenschappelijke insteek de cruciale factoor is in de verlenging van glyfosaat. We hadden liever een verlenging voor 15 jaar maar begrijpen dat het wellicht maar voor 10 jaar zal worden", zegt Pieter Van Oost, adviseur plantaardige productie bij Boerenbond.

fvf