Keten denkt na over plantaardig eiwit: wat hebben we bereikt?
Veel serregrondtelers zijn zoekende naar alternatieve, economisch rendabele zomerteelten. Een belangrijke reden zijn bodemgebonden pathogenen, zoals Fusarium oxysporum f.sp. lactucae die de slateelt, een van de belangrijke teelten in koude serres in Vlaanderen, sterk onder druk zet.
In de zomermaanden is de gewasaantasting dermate groot dat diverse serreslatelers stoppen met kropsla te telen gedurende de zomermaanden. Deze operationele groep wilde onderzoeken of peulvruchten een alternatieve teelt kunnen vormen om leegstand in de zomer op te vangen.
Teelttechnisch mogelijk en economische interessant
De vraag naar lokale plantaardige eiwitten zit immers in de lift en de klimatologische controle in een serre zou oplossingen kunnen bieden voor de knelpunten gekoppeld aan hun teelt in openlucht in Vlaanderen. Deze operationele groep werd uitgevoerd om na te gaan of het teelttechnisch mogelijk en economisch interessant is om eiwitgewassen te telen in periodes van leegstand door Fusarium-problematiek.
We richtten een lerend netwerk op, dat zes keer samenkwam, om ervaringen en kennis uit te wisselen en een lokale keten op te bouwen, en waartoe bij momenten ook andere actoren in de keten (teler, loonwerker, afzet, veiling, onderzoeker) werden uitgenodigd. Er werd gekozen om verder te gaan met droogbonen, kikkererwt en edamame. Deze teelten zijn echter relatief nieuw in Vlaanderen en al helemaal onder glas, wat bij de telers voor grote onzekerheden zorgde omwille van het ontbreken van mechanisatie, afzet en erkende gewasbescherming. Om de risico’s voor de telers te beperken, werd besloten om de eerste zomer optimaal in te zetten op teeltonderzoek en demonstratie op een beperkt aantal locaties.
Zoektocht naar lokale afzetmarkten
Twee telers legden een teelt aan, waarvan één op grotere schaal voor teeltonderzoek, en een kleine teelt op Viaverda maakte het mogelijk de teelt van heel nabij op te volgen. Om de vergelijking met openluchtteelt te maken, werden de gewassen ook op de velden van ILVO aangelegd. De ervaringen van het eerste teeltseizoen werden meegenomen in het tweede teeltseizoen.
In een demonstratieve proef (bij een teler) werd verder ingezet op teelttechnieken en rassen, opnieuw in vergelijking met de teelt in openlucht. Ondertussen werd gezocht naar lokale afzetkanalen, polsten we naar de interesse van de consument via een consumentenonderzoek en werd alle informatie verzameld om een kostprijsberekening op te maken. We hebben de mechanisatie in beeld gebracht die zich het meest leent voor de serreteelt.
Voorzichtige interesse
Het bleek moeilijker dan verwacht om een lokale keten op te bouwen startend vanaf in serre geteelde eiwitgewassen, wat veel inzet van de partners heeft gevraagd. Hoewel hun teelt technisch mogelijk lijkt, blijkt een verdienmodel voor in serres geteelde eiwitgewassen niet evident. De teelt in serre is gepaard met een stevig kostenplaatje, want ondanks de mogelijkheid om het klimaat te sturen, blijven drogen en triëren belangrijke stappen voor de drooggeoogste gewassen. De verschillende actoren toonden zich slechts heel voorzichtig geïnteresseerd.
Onbekend maakt onbemind
De telers waren bereid om verder in te zetten op deze teelten indien ze afzetzekerheid zouden hebben voor grote oppervlaktes van deze teelten voor een goede verkoopprijs. Loonwerkers toonden zich bereid om hun machinepark aan te passen indien deze teelten bij voldoende telers in voldoende grote oppervlaktes kwam te liggen. De opbouw van de lokale keten lijkt vooral te knellen in de onbekendheid van de eiwitgewassen bij de consument en de grote concurrentie aan goedkope, geïmporteerde eiwitgewassen op de markt, wat de vraag, de grootte van de afzet, de afzetzekerheid en prijsvorming van deze lokale producten drukt.
Indien de consument wel bekend was met eiwitgewassen werden textuur en smaak als drempel aangegeven voor verhogen van de consumptie. Het is duidelijk dat de consument geïnspireerd zou moeten worden met recepten. Afzetvolumes en marges zijn voor retail te laag, waardoor er vanuit deze schakel ook niet direct een vraag zal komen. De horeca toonde interesse in de verse oogst, vanwege het vernieuwende en de goede textuur, maar bij voorkeur buiten het seizoen van de gangbare peulgewassen. Het eiwitgehalte in het verse product is minder hoog. Al met al raakte een lokale keten (althans voorlopig) niet van de grond.
Samenwerking tussen verschillende actoren
Dit project stelde de opertionele groep in staat veel ervaring op te doen, uit te wisselen en te verspreiden omtrent verschillende eiwitgewassen in serre. Dankzij dit project kwamen verschillende actoren – zoals een bekende gastronomische chef - rechtstreeks in contact met lokaal geteelde eiwitgewassen uit serre.
Om de bekendheid zoveel mogelijk te verruimen, werden de eiwitteelten niet alleen uitgetest door telers, maar ook door een loonwerker, verschillende afzetkanalen en consumenten. Om de Vlaamse Eiwitstrategie 2030 zoveel mogelijk kracht bij te zetten en de mogelijkheden, uitdagingen en kansen die we ervaarden zo breed mogelijk uit te dragen, werden de resultaten en ervaringen finaal gebundeld in een slotevent/studiedag samen met vier Relance-projecten rond lokale eiwitteelten (KIKET, LoCoSoy, Peapact en Oesterzwamburger).
Bron: Boerenbond.