sd

“We moeten naar een breder rassenpakket”

Op de vele aardappelvelden die Vlaanderen rijk is, zien we door het natte voorjaar en de late start momenteel een sterk uiteenlopende situatie. We gingen ons licht opsteken bij Ilse Eeckhout, teamleider Aardappelen bij Viaverda, het vroegere PCA.

Door de steeds beperktere keuze in gewasbeschermingsmiddelen zijn we al enkele jaren beperkt tot trager werkende producten voor chemische loofdoding. Het is uiterst belangrijk hiervoor om het juiste moment te kiezen. Op veel plaatsen is er nog wel wat extra groei nodig, maar daar zijn we sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. 

Ilse Eeckhout: “We zien dit jaar naast een late start ook een zeer grote variatie in de latere rassen door het tekort aan pootgoed dit voorjaar. Op sommige plaatsten kon er in april geplant worden, maar op andere plaatsen ging het laatste pootgoed pas eind juni de grond in. Daar zit dus twee maanden spreiding tussen, wat een verschil is ten opzichte van vorig jaar. Toen was iedereen ook laat gestart, maar wel grotendeels op hetzelfde moment. Door die spreiding zitten we dit jaar met een zeer divers landschap van enerzijds percelen die al aan het afrijpen zijn en anderzijds percelen die nog maar 85 groeidagen hadden en dus nog in volle bloei staan. Fontane, het meest geteelde ras in België, heeft toch zo’n 130 à 140 groeidagen nodig. Die percelen zullen dus pas in oktober geloofdood kunnen worden en het is natuurlijk de vraag hoe de weersomstandigheden dan zullen zijn.”

Heeft het natte voorjaar een invloed gehad op de aanwezigheid van de aardappelplaag?
“Het is de voorbije maanden vochtig genoeg geweest voor continue groei van het gewas, wat op zich dus goed nieuws was. De keerzijde van die medaille daarvan is dat je bijna dagelijks infectiekansen hebt. De phytophthora infestans die de aardappelziekte veroorzaakt, heeft veel kunnen infecteren. Na de incubatieperiode worden de vlekken en sporen zichtbaar op de plant en komen de sporen in de lucht terecht. Als je dan opnieuw een regendag hebt, kunnen er meteen weer nieuwe infecties plaatsvinden. Het was met andere woorden de ene cyclus na de andere. Er is in de julimaand een hevige strijd geleverd waarbij telers toch om de vijf à zes dagen moesten spuiten om het gewas voldoende beschermd te houden. Het is gelukkig nooit helemaal ontploft. Dankzij de chemie en de adequate inzet van middelen is dit vrij goed onder controle kunnen blijven.”
 

dfs

Bepalen wanneer je gaat loofdoden zal na de lessen van vorig jaar een zeer individuele afweging worden.

Nu dus tijd voor loofdoding, wat zijn jouw tips?
“De percelen die nu dus al voldoende afgerijpt zijn, kunnen geloofdood worden en zullen tijdig gerooid en ingeschuurd zijn. Voor je overgaat tot loofdoding is het belangrijk om zeker eerst het onderwatergewicht van de aardappelen te controleren. Om frietgeschikt te zijn, moeten ze minstens 360 gram per vijf kilogram onderwatergewicht hebben. Na het moment van loofdoding verandert dit niet meer en kunnen er geen kilo’s meer extra bijkomen. Het is dus belangrijk om eerst zicht te hebben op de kilo’s, de sortering, de kwaliteit en het onderwatergewicht alvorens met loofdoding te starten. Dat is nu dus afwegen voor de aardappelen die nog groeidagen nodig hebben. Hoeveel weken hebben we nog en wat zijn de weersverwachtingen?”

Zijn er mechanische of elektrische alternatieven voor loofdoding?
“Elektrisch loofdoden is in volle ontwikkeling, maar wordt nog maar beperkt toegepast in de praktijk. Mechanisch kan je loofklappen, iets wat momenteel vooral in de pootgoedteelt en de tafelaardappelen voor de versmarkt wordt toegepast. Het is de snelste manier om een aardappelgewas stil te leggen en de sortering van dat moment te kunnen behouden, wat bij pootgoedtelers vooral belangrijk is om maximale poters in de maat 28-50 van het veld te halen en geen bovenmaten te krijgen. In de gangbare frietaardappelteelt wordt nog steeds hoofdzakelijk gekozen voor de chemische loofdoding omdat je daar natuurlijk veel meer rendement hebt dankzij de grote spuitbreedtes. Nadeel daarbij blijft wel dat je dan twee à drie weken moet wachten om te kunnen rooien, wat bij loofklappen dus wel sneller kan. Als je ze dus nog kort en krachtig wil laten groeien in de laatste weken kan de keuze voor loofklappen misschien toch interessant zijn.”

Die laatste twee à drie weken worden bij veel telers dus bepalend dit jaar?
“Op de plaatsen waar door de late start maar later kan geloofdood worden, zullen dit inderdaad opnieuw spannende weken worden. Al heb ik momenteel de indruk dat er niet echt veel loof op de aardappelen is dit jaar, waardoor de afrijping wel wat sneller kan gaan. Zeker als het nu warm en droog zou blijven, dan slijt het loof vanzelf al een beetje. Het is een feit dat de aardappelplanten dit jaar niet diep hebben moeten wortelen om water te vinden. Daardoor hebben we dus een klein wortelgestel en geen groot loofapparaat, wat normaal ervoor zorgt dat ze snel zullen afrijpen.”

Hoe kijk je verder naar de komende jaren in de aardappelsector in Vlaanderen?
“Onder impuls van de verwerkende industrie ging het de laatste jaren alleen maar in stijgende lijn. Door de betere contractprijzen van de voorbije twee jaren is de teelt gestimuleerd en werd die stijgende lijn daar dus ook gevolgd. We zitten nu op zo’n 100.000 ha en ik heb de indruk dat we ongeveer het plafond bereikt hebben. Met de beschikbare oppervlakte en een rotatie van 1 op 4 of ruimer, zie ik de mogelijkheid tot verder uitbreiden vrij beperkt worden. De uitdaging ligt komende jaren vooral op het vlak van gewasbescherming. De phytophthora heeft meer en meer resistente stammen en we zien de toegestane middelen alleen maar afnemen. Er ligt volgens mij een mogelijke oplossing in het rassenverhaal. We moeten komende jaren naar een veel breder rassenpakket voor onze frietfabrieken en hopen dat ze van die rassen ook frieten willen en kunnen maken.”