“Honger is minstens even grote uitdaging als klimaatprobleem”

Nederlander Hans Hoogeveen sprak vorige week op de Nazomerontmoeting van Boerenbond. Hij werd niet zomaar uitgenodigd, want de onafhankelijke voorzitter van de Food and Agriculture Organisation van de Verenigde Naties heeft wel wat te vertellen als het over landbouw en voedsel gaat. “Blijf niet hangen in engagementen maar pak de problemen écht aan”, klinkt het.

Hans Hoogeveen is voor veel Belgen een nobele onbekende, maar het is de moeite waard om de man beter te leren kennen. De topman van de Raad van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties (VN) is een ervaren diplomaat en kent de uitdagingen rond het voeden van de groeiende wereldbevolking als geen ander. In dat kader kwam hij spreken op de jaarlijkse Nazomerontmoeting van Boerenbond. Hij boeide het publiek met een verfrissende blik op problemen én oplossingen.

Wat houdt je functie bij de FAO precies in? 

“De FAO-Raad vertegenwoordigt 194 landen en heeft haar hoofdzetel in Rome. De doelstelling van deze VN-organisatie is om honger in de wereld te bestrijden. Als onafhankelijk voorzitter is het mijn taak om alle uiteenlopende belangen en visies van onze leden op elkaar proberen af te stemmen. Om unanimiteit te bereiken zijn er heel wat informele onderhandelingen nodig. Het is een intensieve opdracht om compromissen te vinden tussen zoveel partijen.”

Op welke manier zouden we de invloed van de FAO in ons land kunnen voelen? 

“Mensen weten wel dat de federale en Europese beleidsmakers impact hebben op de landbouwwetgeving, maar de invloed van de FAO is vaak minder goed gekend. En toch is die belangrijk en beïnvloedt ze lokaal beleid heel sterk. Denk bijvoorbeeld maar aan de voedselveiligheidsregels met maxima voor residu’s van gewasbeschermingsmiddelen in voeding. Die richtlijnen worden grotendeels door de FAO opgesteld en gelden voor alle leden wereldwijd.”

Wat ziet de FAO vandaag als de grootste uitdagingen binnen landbouw en voeding? 

“Als je berichtgeving in de media ziet, lijkt de klimaatverandering het belangrijkste probleem waar we vandaag mee te kampen hebben. Maar de grootste crisis die momenteel woedt is wel degelijk het mondiale hongerprobleem. Meer dan 800 miljoen mensen lijden vandaag honger en dat aantal blijft groeien. Dat aantal was bijna 30 jaar geleden even groot, en dat stemt toch tot nadenken. Bij een prijsstijging van 1% komen er daar 10 miljoen mensen bij. Honger heeft dan weer meer conflicten en oorlogen tot gevolg. Het klimaatprobleem mag zeker niet onderschat worden, maar vooral de hongerproblematiek blijft urgent en onderbelicht.”

Hoe komt het dat er vandaag evenveel mensen honger hebben als 30 jaar geleden? Nemen we dan niet de juiste maatregelen? 

“Er is wel degelijk hard gewerkt om de cijfers te verbeteren en dat heeft relatief gezien gezorgd voor een afvlakking van het aantal mensen met honger, maar tegelijkertijd is de wereldbevolking wel sterk gegroeid. Onze inspanningen zijn dus onvoldoende. En dat ligt volgens mij aan het feit dat we te veel blijven hangen in doelstellingen en engagementen. We moeten bepalen welke precieze stappen we gaan zetten om die doelen ook effectief te bereiken.”

Zowel de klimaat- als de voedselzekerheidsdoelstellingen lijken moeilijk haalbaar.

“De VN-doelstelling is om in 2030 geen honger meer te hebben in de wereld. Dat gaat ons absoluut niet lukken. En toch zag je wereldleiders enkele weken geleden op de algemene vergadering van de VN verklaren dat ze hun schouders zetten onder deze uitdaging. Sorry, maar dat is gewoon fake news. De ongemakkelijke waarheid is dat dit niet lukt en we op zoek moeten naar maatregelen die echt werken. Anders zet je mensen op het verkeerde been. Hetzelfde geldt voor de klimaatdoelstellingen.”

De ongemakkelijke en immorele waarheid is dat we onze doelen rond voedselzekerheid niet gaan halen.

Waar zitten volgens jou precies de oorzaken van het hongerprobleem in de wereld? 

“In principe produceren we wereldwijd meer dan voldoende voedsel voor iedereen. Alleen is de productie en consumptie ervan ongelijk verdeeld. Zo zit je met een groot obesitasprobleem in het Westen en grote voedseltekorten in het Zuiden. Het gaat er dus niet per se om om meer te produceren, maar om er beter mee om te gaan. Zo gaat 70% van het voedsel dat in Afrika geproduceerd wordt verloren tijdens of na de oogst. Met de juiste strategieën kunnen we daar dus veel winst boeken. Over 20 jaar zal een belangrijk deel van de wereldwijde voedselproductie uit Afrika komen, want daar zijn nog de grootste mogelijkheden. Tegelijkertijd sluiten we in Europa onze grenzen voor mensen en producten en prijzen we onszelf uit de markt.”

Hoe kunnen we dat hongerprobleem dan effectief aanpakken? 

“Er zitten heel veel kansen in het aanpakken van voedselverliezen. Elk jaar gaat er een oppervlakte ter grootte van China aan voedselproductie verloren. En de oplossingen om dat tegen te gaan, zijn er. Het zit ‘m in betere oogsttechnieken, een kwaliteitsvolle bewaring, innovatieve zaden en plantgoed, efficiënte gewasbescherming … Allemaal kennis die we in landen als België en Nederland hebben. We kunnen dus een gidsland zijn in deze evolutie. Maar vandaag wordt er nog te veel gedacht dat dit wel verholpen zal worden met grote plannen en strategieën vanuit een centraal punt, terwijl de kracht van verandering net in lokale samenwerkingen en coöperatie met het bedrijfsleven zit. Het systeem en de waarde van de VN is heel goed, maar op dat vlak hinken we nog achterop. Alle wegen leiden misschien wel naar Rome, maar daar zullen we niet alle oplossingen vinden.”

Hoe kan zo’n lokaal project worden opgezet? 

“We zijn nu bijvoorbeeld bezig om in elf zuidelijke landen de handen in elkaar te slaan met grote voedingsbedrijven en er ter plaatse samenwerkingen met landbouwers op te zetten. In Nigeria bijvoorbeeld werken we samen met FrieslandCampina aan het versterken van de lokale zuivelproductie. Landbouwers komen zo in contact met de kennis en technologie die voor hen praktisch mogelijk is en een verschil maakt op hun bedrijf. Met dergelijke initiatieven gaan we de goede kant op.”

Moeten we dan eerder onze westerse kennis exporteren dan onze voedingsproducten? 

“Daar is geen eenvoudig antwoord op, want dit is een complexe materie. De uitdaging rond voedselvoorziening is zo groot, dat enkel in het Westen meer voedsel gaan produceren echt niet de enige oplossing is. Bovendien zitten we hier met onze beperkingen in ruimte en de klimaatproblematiek. Maar wereldhandel is nu eenmaal een gegeven en onze economie en landbouw zijn erop gebaseerd. De Europese veehouderij is bijvoorbeeld voor een groot deel afhankelijk van sojaproductie in Zuid-Amerika. Er zijn gewassen die we hier niet kunnen telen en handel is daarvoor een belangrijk alternatief. Niet meer exporteren is zeker niet de weg vooruit, al is streven naar zo veel mogelijk lokale productie en afzet wel wenselijk. Door niet alleen onze voedingsproducten maar ook kennis met de wereld te delen kunnen we effectief een belangrijke rol spelen in het oplossen van de honger in de wereld.”

Wat kunnen we hier zelf doen om ons steentje bij te dragen? 

“Eerst en vooral staat de Europese Unie voor een belangrijke uitdaging. Ons landbouwsysteem is bestand tegen schokken maar is wel kwetsbaar. Het gemeenschappelijke landbouwbeleid dat we nu hanteren moet op de schop, want het is niet bestand tegen de uitdagingen van de toekomst. Alleen al de eventuele toetreding van Oekraïne maakt het systeem onbetaalbaar. Bovendien werken al die subsidies ongelijkheid in de hand wanneer je dit op wereldwijde schaal bekijkt. Maar hoe gaan we een nieuw beleid vormgeven dat duurzame, kwalitatieve voedselproductie stimuleert en zowel landbouwers hier als in het zuiden rechtvaardig behandelt? Ik pleit in dat kader voor minder regels over hoe we iets moeten doen, maar een focus op het behalen van een doel. Het valt me overigens op dat beleidsmakers die met milieu bezig zijn een veel bredere visie op de wereld hebben dan zij die binnen de landbouwcontext werken. Die sector wordt nog te vaak enkel op niveau van het Westen bekeken.”

Hoe bedoel je dat precies? Zal dat er niet voor zorgen voor een ongelijk speelveld binnen Europa? 

“Uiteraard blijf je voor sommige topics middelenvoorschriften nodig hebben, zoals welke gewasbeschermingsmiddelen toegelaten zijn, het maximale residu … Maar ik pleit voor meer regionale vrijheid en verantwoordelijkheid om zelf te bepalen hoe je tot een bepaald doel komt, zodat je de werkwijze kan aanpassen aan de context binnen die regio. De manier waarop je meer en beter voedsel kan produceren in een ontwikkelingsland is niet dezelfde als in een land als België en Nederland. Dat hoeft het gelijk speelveld niet in gevaar te brengen, maar zorgt wel voor een aangepast beleid op maat van elk land.”

Hoe kunnen landbouwers en hun beroepsorganisaties het verschil maken? 

“Ik zie nog te weinig trots op de landbouwsector, terwijl dat toch is waar alles begint. Die fierheid is nodig om sterk in je schoenen te staan en zo ook het voortouw te nemen. Zorg zelf voor een goede landbouw- en voedselstrategie met concrete actiepunten en haalbare doelen. Als je wacht tot de realiteit je inhaalt trek je altijd aan het kortste eind. Er zijn al enkele goede aanzetten geweest, maar dit moeten we nog veel meer zien. En zorg dat je niet blijft hangen in vage streefdoelen, afwezigheid van deadlines en vrijblijvende engagementen. We hebben de kennis en technologie, onze engagementen zijn duidelijk. Laat ons nu samen bepalen hoe we dit écht gaan realiseren.”

Wie is … Hans Hoogeveen?

Hans Hoogeveen (1959) heeft geen landbouwachtergrond, maar werd na zijn rechtenstudies aan de Universtiteit van Leiden eerder toevallig betrokken bij het vormgeven van het nieuwe Nederlandse landbouwbeleid. Hij werkte daarna onder meer bij het Nederlandse ministerie van Landbouw, Natuur & Visserij en was ook directeur-generaal bij Agro en Natuur. In 2016 ging Hoogeveen aan de slag als vertegenwoordiger van Nederland in de FAO-Raad en drie jaar geleden werd hij er onafhankelijk voorzitter. In zijn ‘vrije tijd’ geeft hij les in diplomatie en onderhandelingstechnieken aan de Universiteit van Boston. 

Auteur: Nele Kempeneers

Strategische lokale voedselproductie beschermen

Het is niet aan ons om de wereld te voeden, de wereld wil en zal zichzelf voeden. Regio’s moeten dus hun eigen landbouwpotentieel kunnen ontwikkelen. Dat hebben we in Europa zeer succesvol gedaan. Maar dat succes is er niet vanzelf gekomen en is geen garantie voor de toekomst. Het evoluerende Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is en blijft een cruciale bouwsteen met zijn inzet op productiviteit én steeds meer ecologische verduurzaming. Een tweede vereiste is eerlijke handel. Geen vrijhandel dus, maar handel gebaseerd op goede afspraken. Die moeten toelaten de strategische lokale voedselproductie te beschermen, zonder in protectionisme te vervallen. Maar ze moeten ook vlotte handel verzekeren in waardevolle grondstoffen, tekorten en overschotten uitbalanceren én het dieet verrijken doorheen het hele jaar. Daardoor kunnen we als vruchtbare delta de voedselzekerheid verzekeren in onze regio. Maar onze productiviteit en groeiende eco-efficiëntie is ook leidend voor andere regio’s in de wereld. Daar mogen we trots op zijn. We moeten dit durven uitdragen en het vooral koesteren voor de toekomst.