Seizoenarbeid

In België bestaat een bijzondere regeling voor de tewerkstelling van seizoen- of gelegenheidspersoneel. Deze werknemers kunnen op een flexibele manier tewerkgesteld worden in alle productiesectoren van de land- en tuinbouw.

Helpende handen

Werkgevers kunnen zo helpende handen inschakelen wanneer er extra werk is (bijvoorbeeld in de oogstperiode) en de omstandigheden het toelaten (o.a. het weer). Dit doen ze bovendien aan zeer interessante voorwaarden.  De bedoeling is seizoensgebonden piekperiodes op te vangen. Het gaat hier over tijdelijke tewerkstelling met dagcontracten.

Voor alle info omtrent seizoenarbeid verwijzen we naar de diverse artikels onder het luik 'seizoenarbeid'

Aannemers/zelfstandigen

Wie zelf geen (nieuwe) werknemers wil aanwerven, kan altijd beroep doen op aannemers of zelfstandigen. Dit wil zeggen dat iemand anders het werk in jouw plaats komt doen. Je geeft je gezag dus over aan iemand anders en betaalt ook voor deze diensten. Wel opletten voor schijnzelfstandigheid!

 

Schijnzelfstandigheid

Laat ons beginnen met deze term, gezien er nog regelmatig oneigenlijk gebruik van het zelfstandigenstatuut wordt vastgesteld bij bedrijven.

Zoals je in het luik 'vast personeel - loonkost' reeds kon lezen, is de kostprijs van werknemers niet mals. Vooral de hoge sociale bijdragen bovenop de bruto-verloning en de premies duwen de kost flink de hoogte in. Daarom besluiten velen om met zelfstandigen i.p.v. werknemers aan de slag te gaan. Deze zelfstandige stuurt een factuurtje op voor bewezen diensten en klaar. Weinig administratie, geen sociaal secretariaat, meer flexibiliteit, etc.

MAAR… de wetgever is beducht voor dergelijke constructies, waarbij ondernemers de taken op hun bedrijf door mensen in het zelfstandigenstatuut laten uitvoeren, daar waar een werknemersstatuut beter op zijn plaats zou zijn. In de arbeidsrelatiewet werden 10 criteria opgesteld waar je als ondernemer best even naar kijkt voordat je met een zelfstandige in zee gaat. Voldoe je niet aan minimum 5 van de 10 criteria, dan is er een vermoeden van schijnzelfstandigheid, en worden alle regels die gelden voor loontrekkenden (werknemers) van toepassing:

1. Ontstentenis van enig financieel of economisch risico in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert, zoals dit onder meer het geval is bij ontstentenis van een persoonlijke en substantiële investering in de onderneming met eigen middelen of bij ontstentenis van een persoonlijke deelname in de winsten en de verliezen van de onderneming; Iemand die als zelfstandige optreedt, moet zelf verantwoordelijk zijn voor zijn eigen bedrijfsvoering en ook eigen middelen investeren in zijn bedrijfsactiviteit. Het inkomen dat men verdient is direct verbonden met de bedrijfsactiviteit. Soms wordt er ook verlies gemaakt. Men moet zich als zelfstandige persoonlijk geëngageerd hebben met zijn eigen financiële middelen in de zelfstandige activiteit. 

2. Ontstentenis van verantwoordelijkheid en beslissingsmacht aangaande de financiële middelen van de onderneming in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert; De zelfstandige moet zelf de financiële risico’s van zijn eigen bedrijf dragen en in dit verband autonoom beslissingen kunnen nemen.
3. Ontstentenis van beslissingsmacht over het aankoopbeleid van de onderneming in hoofde van diegenen die de werkzaamheden uitvoert; De zelfstandige moet zelf de nodige aankopen van grondstoffen, materiaal, machines, werktuigen …voor zijn eigen bedrijvigheid kunnen doen. Hij kan daarvoor niet afhankelijk zijn van een derde.
4. Ontstentenis van beslissingsmacht over het prijsbeleid van de onderneming in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert, behoudens wanneer de prijzen wettelijk zijn vastgelegd; De zelfstandige moet zelf zijn prijzen, uurtarieven … kunnen vastleggen en die ook kunnen aanpassen als hij dat wil. Hij moet in dit verband over een volledige of grote autonomie beschikken.
5. De garantie op betaling van een vaste vergoeding ongeacht de omvang van de prestaties geleverd door diegene die de werkzaamheden uitvoert; Wanneer er een vaste vergoeding betaald wordt die geen rekening houdt met het volume of de duur van het uit te voeren werk, doet dit niet meteen denken aan een zelfstandige.
6. Het ontbreken van de mogelijkheid om voor de uitvoering van het overeengekomen werk eigen personeel aan te werven of zich te laten vervangen; Een zelfstandige moet de mogelijkheid hebben om zelf eigen medewerkers aan te werven. Dit kan niet van de goedkeuring van een derde, bijvoorbeeld de medecontractant, afhankelijk zijn. Hij kan ook zich laten vervangen door een collega wanneer het te druk is. Hij moet dat zelf kunnen beslissen zonder de toestemming van de medecontractant of van wie dan ook.
7. Het zich niet voordoen als een onderneming ten overstaan van andere personen, zoals dit onder meer het geval is wanneer geen gebruik wordt gemaakt van een logo of een eigen bedrijfsnaam, of hoofdzakelijk of gewoonlijk voor een en dezelfde medecontractant werken; Een zelfstandige moet herkenbaar zijn voor de buitenwereld en een eigen bedrijfsnaam en logo hebben. Wanneer men ook hoofdzakelijk of bijna uitsluitend werken verricht voor dezelfde medecontractant, kan dit wijzen in de richting van een economische afhankelijkheid.
8. Het uitsluitend of hoofdzakelijk werken met materiaal of vervoermiddelen ter beschikking gesteld, gefinancierd of gewaarborgd door de medecontractant; Een zelfstandige moet werken met zijn eigen materiaal en machines en moet ook zelf instaan voor zijn verplaatsingen en dit met een eigen voertuig. Wanneer men hiervoor van de medecontractant afhankelijk is, wijst dat niet in de richting van een echte zelfstandigheid.
9.  Het ontbreken van onafhankelijkheid van diegene die de werkzaamheden uitvoert ten overstaan van de medecontractant wat zijn logies betreft; Een zelfstandige moet zelf zijn verblijfplaats hebben en mag niet afhankelijk zijn van een medecontractant voor zijn huisvesting.
10. Werken op dezelfde plaatsen als de werknemers van de medecontractant, uitvoeren van dezelfde werkzaamheden als hen en niet beschikken over een gespecialiseerde beroepskennis nodig voor de uitvoering van de werkzaamheden. Wanneer een zelfstandige werkt tussen de eigen werknemers van een land- of tuinbouwer zal die wellicht aan dezelfde activiteiten bezig zijn als deze loontrekkenden. Of ook, wanneer men niet beschikt over de nodige kennis die toch van een zelfstandige, die wordt aangetrokken wegens zijn knowhow en ervaring, verwacht moet kunnen worden, wijst dat in de richting van een mogelijk schijnzelfstandige. Een zelfstandige zal meestal aangezocht worden voor het uitvoeren van bepaalde gespecialiseerde taken.

     

     Buitenlandse zelfstandigen? Limosa!

    Zelfstandigen uit het buitenland, actief in de bouw, zijn verplicht om een Limosa-melding te doen voordat ze opdrachten komen uitvoeren voor een Belgisch bedrijf.

    In de land- en tuinbouwsector is men hiervan vrijgesteld.

     Opgelet met hoofdelijke aansprakelijkheid

    Als je nu werken in onroerende staat laat uitvoeren, geldt er een hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale en fiscale schulden. Dit betekent dat de opdrachtgever achteraf aansprakelijk kan gesteld worden voor schulden die de aannemer heeft bij de RSZ of fiscus.

    Dit is een wetgeving die vooral bedoeld was voor de bouwsector, maar omdat planten te velde ook als onroerend beschouwd worden en er ook wel gebouwd wordt in onze sector, zien we af en toe problemen bij land- en tuinbouwers. Concreet kan het betekenen dat bedrag dat aan jou gefactureerd werd door de aannemer nog een keer integraal aangerekend wordt door de overheid omwille van de openstaande schulden van de aannemer. Je betaalt de factuur dan dus 2 keer.

    Door dit nieuwe KB geldt de hoofdelijke aansprakelijkheid enkel nog voor bouwwerken, niet meer voor de planten ten velde. Doe je grote bouwwerken, het plaatsen van een serre, optrekken van een hangar,…, dan kan je nog altijd aansprakelijk gesteld worden.

    Hoe kun je dat voorkomen?

    Voor je een overeenkomst met een aannemer maakt (voor werken in onroerende staat): ga na of er sociale of fiscale schulden zijn. Als dat zo is, dan is er altijd risico op faillissement tijdens de aannemingsovereenkomst. Vermijd met zo'n aannemers te werken.

    Voor je de factuur betaalt, controleer je best nog eens de status van de aannemer. Is er op dat moment een probleem van sociale of fiscale schulden, dan moet je een deel van het factuurbedrag niet aan de aannemer betalen, maar rechtstreeks aan de RSZ of fiscus. Dan ben je zeker dat je nadien niet meer kunt aangesproken worden voor openstaande schulden van de aannemer.

    Via deze link kan je nagaan of je aannemer met sociale/fiscale schulden worstelt. Zo weet je wie je binnenhaalt op het bedrijf: Sociale en fiscale schulden kan je hier nakijken.

    Agro-bedrijfshulp

    Agro-bedrijfshulp kan ook hulp bieden indien je hulp nodig hebt. Je collega's kunnen dan inspringen.

    Interim

    Interimarbeid (of uitzendarbeid) is een van de mogelijkheden om flexibel personeel in te zetten. Het grote voordeel is dat je niet zelf de werkgever bent van deze interimkrachten. Het interimbureau is de wettelijke werkgever. Het nadeel is wel dat het aan jou iets meer kost dan wanneer je personeel rechtstreeks op je bedrijf zou tewerkstellen.

    Werkers, een erkend uitzendbureau

    In Vlaanderen zijn er tal van uitzendbureaus die jou kunnen helpen bij het zoeken naar passende arbeidskrachten. Ook voor je zoektocht naar seizoenarbeiders kan je een beroep doen op zo'n bureau.

    Voor onze sector hebben we www.werkers.Be. Dit is een zeer gespecialiseerd uitzendbureau dat het reilen en zeilen van onze sector goed kent, en weet welke profielen we zoeken.

    Principes van uitzendarbeid

    Binnen het wettelijk kader ‘uitzendarbeid’ kunnen uitzendkrachten bij bedrijven worden tewerkgesteld volgens 4 motieven of redenen:

    • Buitengewone vermeerdering van werk: bijv. om seizoenpieken op te vangen.
    • Uitzonderlijk werk: bijvoorbeeld de aanplant van een boomgaard.
    • Vervanging van een vaste werknemer: bijvoorbeeld een werknemer die ziek is.
    • Instroom: om via een uitzendkantoor een vaste werknemer aan te werven. 

    Het basisprincipe hierbij is dat uitzendkrachten werken aan dezelfde voorwaarden (loon, andere voordelen bijv. maaltijdcheques) als het vast personeel en ook in dezelfde omstandigheden (niveau van bescherming m.b.t. arbeidsveiligheid), maar dat de formele werkgever het uitzendbureau is.

     

     

    Studenten

    Een van de mogelijkheden om flexibel in te spelen op jouw vraag naar arbeid, is via de inzet van jobstudenten. De werkgever mag oneindig gebruik maken van diverse studenten. Een student mag van zijn kant maar 600 uur (sinds 2023) met een studentencontract werken. Daarnaast kan je diezelfde student wel steeds nog inzetten als seizoenarbeider.

    Opgelet: als een student werkt als seizoenarbeider, kan hij maximaal 80 u/maand werken opdat er geen verlies is van de kinderbijslag. Wordt het quotum van 80 u/maand werken met een plukkaart overschreden, dan zal er een terugvordering zijn van de kinderbijslag.

    Arbeidsovereenkomst versus studentenovereenkomst

    Wanneer je een student tewerkstelt ben je altijd verplicht om een contract op te stellen. Bij 'nuttige documenten en formulieren' vind je een voorbeeldcontract voor studenten die je aan het werk zet.

    Loon studenten

    Het loon van een minderjarige student/seizoenarbeider wordt, in tegenstelling tot wat je verwacht, berekend op het loon van een vaste werknemer. Het loon van een minderjarige student is dus hetzelfde, ongeacht het statuut, en wordt berekend op het loon van een ongeschoolde vaste werknemer volgens onderstaande percentages:

    maal 70% voor 15- en 16-jarigen

    maal 85% voor 17-jarigen

    Voor meerderjarige studenten hangt het loon wel af van het statuut. Voor een jobstudent is dit het loon van een ongeschoolde vaste werknemer. Voor een meerderjarige student die ingeschreven wordt als seizoenarbeider geldt het loon van een seizoenarbeider.

    De volledige tabel met een overzicht van de lonen vind je hier.

    Sociale bijdragen

    Bij een studentenovereenkomst moet de werkgever een solidariteitsbijdrage van 5,42% betalen op het reële loon (en dus niet op het forfaitaire dagloon zoals bij een seizoenarbeider). De student zelf betaalt 2,71% van zijn brutoloon.

    Overtuigd? Aanwerven maar …

    Je kan altijd proberen om zelf studenten aan te trekken naar je bedrijf. Zo hebben de studentenplatformen van verschillende scholen de mogelijkheid om er vacatures te plaatsen. Zo komt je vacature direct terecht bij de bron! Hieronder vind je enkele links naar die platformen:

    Wil je graag reclame maken op je eigen facebookpagina? Dan hebben we een foto dat je daarvoor kan gebruiken. Deze afbeelding vind je hier. 

    Student aangeven via Dimona

    Ook studenten dienen bij dimona aangegeven te worden. Deze bijlage helpt je stap voor stap door deze dimona-aangifte.

    Meer info: student@work 

    De website Student@work van de sociale zekerheid belicht alle topics van studentenarbeid uitvoerig. Hieronder even we nog enkele praktijkvoorbeelden en getuigenissen van studenten in onze sector.

    Praktijkvoorbeelden

    Voorbeeld 1

    De student werkt 600 uren in het weekend bij een lokale bakker. De student kan daarna nog 65 dagen werken in de tuinbouw als seizoenarbeider met gelegenheidsformulier. Het loon is dat van een seizoenarbeider en de werkgever betaalt de RSZ-bijdragen voor seizoenarbeid op basis van het forfaitair dagloon.

    Opgelet: als een student werkt als seizoenarbeider, kan hij maximaal 80 u/maand werken opdat er geen verlies is van de kinderbijslag. Wordt het quotum van 80 u/maand werken met een plukkaart overschreden, dan zal er een terugvordering zijn van de kinderbijslag.

    Voorbeeld 2

    De student werkt 400 uren in het weekend bij een lokale bakker. De student wil daarna ook nog werken in de tuinbouw. Er zijn nu twee mogelijkheden. 

    1. De student werkt nog 200 uren als student en dus gelden de solidariteitsbijdragen op het loon. Hij krijgt het loon van een reguliere arbeider volgens zijn leeftijd. Achteraf kan hij nog 65 dagen werken als seizoenarbeider.  Het loon is dat van een seizoenarbeider en de werkgever betaalt de RSZ-bijdragen voor seizoenarbeid op basis van het forfaitair dagloon.

    2. De student start direct als seizoenarbeider en kan 65 dagen werken met het gelegenheidsdocument. Het loon is dat van een seizoenarbeider en de werkgever betaalt de RSZ-bijdragen voor seizoenarbeid op basis van het forfaitair dagloon. De resterende 200 uren als student kan hij nog bij een andere werkgever gebruiken. 

    Opgelet: als een student werkt als seizoenarbeider, kan hij maximaal 80 u/maand werken opdat er geen verlies is van de kinderbijslag. Wordt het quotum van 80 u/maand werken met een plukkaart overschreden, dan zal er een terugvordering zijn van de kinderbijslag.

    Voorbeeld 3

    De student werkt 600 uren in de tuinbouw als student en dus gelden de solidariteitsbijdragen op het loon. Hij krijgt het loon van een reguliere arbeider volgens zijn leeftijd. De student kan daarna nog 65 extra dagen werken in de tuinbouw als seizoenarbeider met gelegenheidsformulier. Het loon is dat van een seizoenarbeider en de werkgever betaalt de RSZ-bijdragen voor seizoenarbeid op basis van het forfaitair dagloon.

    Opgelet: als een student werkt als seizoenarbeider, kan hij maximaal 80 u/maand werken opdat er geen verlies is van de kinderbijslag. Wordt het quotum van 80 u/maand werken met een plukkaart overschreden, dan zal er een terugvordering zijn van de kinderbijslag.

     

    Duaal leren

    Na twee jaar proefdraaien in de groenvoorzieningssector, is het duaal leren sinds 1 september 2019 ook in de land- en tuinbouw gestart. Deze onderwijsvorm, waarbij een deel van de leertijd ingevuld wordt op een bedrijf, biedt aan onze sectoren extra kansen voor goed opgeleide arbeidskrachten.

    Duaal leren in de praktijk

    Duaal leren is een nieuwe onderwijsvorm waarbij leerlingen twee dagen op school combineren met drie dagen opleiding in het werkveld. Ze krijgen daarbij een beperkte vergoeding. De nadruk ligt vooral op opleiding. School en werkvloer moeten samen zorgen dat de jongere op het einde van het traject alle competenties verworven heeft.

    Mentor op het bedrijf

    Binnen het bedrijf moet iemand de rol van mentor opnemen. De leerling moet namelijk voldoende begeleid worden. Het is dan wel geen dure werkkracht, er wordt van de mentor verwacht een engagement op te nemen t.a.v. de leerling.

    Van de mentor wordt verwacht dat hij het beroep onder de knie heeft, minstens 25 jaar oud is en 5 jaar ervaring heeft. Ook moet hij kunnen overbrengen wat hij de jongere moet aanleren, de jongere opvolgen, bijsturen en ook evalueren. Om dit goed te kunnen doen zal de mentor dan ook een opleiding moeten volgen.

    Interesse?

    Elke sector die duale opleidingen organiseert, heeft een zgn. 'sectoraal partnerschap duaal leren'. Daar zitten vertegenwoordigers van werkgevers (o.m. Boerenbond en AVBS) en vakbonden in. Wil jouw bedrijf dergelijke duale studenten inzetten, neem dan een kijkje op www.werkplekduaal.be. De erkenningsaanvragen verlopen via deze website. De mensen van de sectorale opleidingspoot 'Eduplus' helpen je graag verder.

    Evaluatie leerling

    De evaluatie gebeurt samen met de begeleider op school. De mentor heeft dus een grote inspraak in het eindresultaat. Bedrijven die interesse hebben, kunnen een erkenning aanvragen. Deze is geldig voor vijf jaar.

    Aanwerving?

    Uiteindelijk kan het best gebeuren dat de leerling na afloop van zijn studie een vast contract aangeboden krijgt op het bedrijf. Een inloopperiode is op dat moment dan ook niet meer nodig. Jij weet welk vlees je in de kuip hebt, en de leerling weet wat er van hem/haar verwacht wordt

    Wijk-werken

    Een van de opties om flexibel in te spelen op uw arbeidsnoden, is het inzetten van wijk-werkers. Deze werkzoekenden kunnen enkele uren per maand op jouw bedrijf komen werken, aan een voordelig tarief. Denk hierbij - gezien het beperkt aantal toegelaten uren - vooral aan alle mogelijke activiteiten die weinig opleiding vragen. Lees er hier alles over…

    PWA wordt wijk-werken

    Een korte schets van de geschiedenis leert dat PWA (Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap) tot 2014 een federale tewerkstellingsmaatregel was. Bij de zesde staatshervorming werd deze maatregel geregionaliseerd. Toen hervormde het Vlaamse gewest de maatregel tot Wijk-Werken. In het Waals gewest blijft de PWA-werking (in het Frans: ALE - Agences Locales pour l'Emploi) wel behouden. Ook de voorwaarden werden toen flink gewijzigd.

    Organisatie

    Voor de praktische organisatie van dit instrument, doet VDAB een beroep op de lokale besturen die samen als wijk-werkorganisator optreden. De gemeenten kunnen zelf, alleen of in samenwerking met meerdere gemeenten, wijk-werkorganisaties oprichten. In bepaalde regio ‘s krijgen deze nieuwe structuren reeds stilaan vorm. In de provincie West Vlaanderen zij er bijvoorbeeld al vijf clusters bekendgemaakt.Gemeenten kunnen ook beslissen om niet aan een dergelijk samenwerkingsverband deel te nemen en de wijk- werking overlaten aan de VDAB.

    Het is ook belangrijk op te merken dat er in de nieuwe structuren geen gegarandeerde vertegenwoordiging meer zal moeten worden opgenomen van de sociale partners. In heel wat PWA-vzw’s zijn bestuursleden actief die werden voorgedragen door Boerenbond. Dit zal dus in de toekomst niet verlengd worden.

    Wie kan wijk-werken?

    De doelgroep van diegenen die kunnen werken via de wijk-werking is ruimer dan de vroegere doelgroep van de PWA. Daar waar het in de PWA zo was dat het voornamelijk ging om werklozen die, met behoud van hun uitkering werkloosheid, een beperkte activiteit konden verrichten en daar ook een inkomen konden voor ontvangen dat bovendien onbelastbaar was, wordt nu de focus verlegd. De wijk-werking wordt een systeem dat vooral gebruikt zal worden om werklozen en werkzoekenden op weg te helpen naar werk. Het gaat dus over een traject dat per definitie een tijdelijk karakter heeft en waarvan het einddoel is een persoon op weg te helpen naar een vaste job.

    Mogelijke activiteiten op jouw bedrijf

    In artikel 27 van het decreet wijk-werken wordt bepaald dat de activiteiten die in het kader van wijk-werken mogen gebeuren, vastgesteld worden door de raad van bestuur van de VDAB. Boerenbond-AVBS heeft hierover ook een advies uitgebracht. Zo hebben wij onder meer een aantal activiteiten die te veel op het terrein van onze tuinaannemers zouden kunnen komen beter geformuleerd om problemen en mogelijke verdringing op het terrein te voorkomen.

     

    De lijst van activiteiten die aanvaard wordt door de raad van bestuur van de VDAB kan jaarlijks worden aangepast of beperkt. De gemeenten kunnen voor hun grondgebied de lijst van activiteiten verder uitbreiden of beperken, zonder dat dit aanleiding mag geven tot een verdringing van de reguliere arbeid zowel in het normale circuit als in de sociale economie. De gemeenten kunnen dit zelf doen of hiervoor een samenwerkingsakkoord sluiten met andere gemeenten (zie ook verder). Voor zover een gebruiker een activiteit zou willen laten verrichten die niet op de activiteitenlijst staat, maar waarvan de gebruiker van oordeel is dat die toch past in het wijk-werken, kan hij een afwijking van de activiteitenlijst vragen aan de gemeente.

    In overleg met het Vlaams Kabinet Werk, VDAB en de sociale partners werd een akkoord bereikt over de volgende lijst van gebruikers en activiteiten:

    • Privé personen. Activiteiten die door hun aard, hun occasioneel karakter of kleinschalige aard niet uitgevoerd worden in het gewone arbeidscircuit
    • Onderwijsinstellingen. Activiteiten die door hun aard, hun occasioneel karakter of kleinschalige aard, vaak verricht worden door vrijwilligers
    • Lokale overheden. Activiteiten die beantwoorden aan noden waaraan niet tegemoetgekomen wordt door de reguliere arbeidsmarkt, en het gevolg zijn van exceptionele of occasionele omstandigheden of van kleinschalige aard zijn
    • Niet-commerciële organisaties. Activiteiten die door hun aard, hun omvang, hun occasioneel karakter of kleinschaligheid, gewoonlijk worden verricht door vrijwilligers
    • Land- en tuinbouw. Hier worden de activiteiten die aanvaard waren binnen de PWA overgenomen. Dit houdt in dat alle ondernemingen in de land-  en tuinbouw die ook reeds gebruik konden maken van de PWA-werking in hun gemeente, momenteel ook gebruik  kunnen maken van de wijk-werking. Er is alleen een voorbehoud gemaakt voor een mogelijke uitbreiding naar de champignonteelt omdat deze deelsector niet op de lijst van sectoren voorkwam in de PWA-regeling.
    Occasionele activiteiten

    De activiteiten die aanvaard kunnen worden, moeten altijd van occasionele aard zijn. Bovendien moet het zo zijn dat de activiteiten een eerder uitzonderlijk karakter moeten hebben. Er is een zekere dringendheid en het normale economische circuit kan niet onmiddellijk inspelen op de vraag naar tijdelijke inzet van een persoon. Zoals reeds hoger gesteld, dient er altijd over gewaakt te worden dat de activiteiten niet of moeilijk kunnen worden uitgevoerd door werknemers uit het gewone economische circuit en er mag dus geen verdringing zijn van de reguliere arbeid. Het kan dus nooit gaan over werkzaamheden die uitgevoerd worden ter vervanging van werknemers die werken met een gewone arbeidsovereenkomst.

    Aantal werkuren 

    De personen die in het kader van de wijkwerking kunnen worden ingezet in de land- en tuinbouw kunnen - net zoals bij andere gebruikers van het systeem - maar een beperkt aantal uren per maand ingezet worden: 60 uur per maand.

    Versterken vaardigheden van de arbeider

    Een van de belangrijkste aandachtspunten is dat de uitgeoefende activiteit moet kaderen in de gewenste versterking van de competenties van de personen die via de wijk-werking een activiteit uitoefenen: de wijk-werking moet altijd kaderen in een traject naar de verruiming van de mogelijkheden of een verbetering van de kansen op de arbeidsmarkt van de betrokken persoon. 

    Er moet ook altijd rekening gehouden worden met de nodige beschermingsregels zoals het respect voor de arbeidsduurreglementering, principieel verbod op nachtarbeid … Het eventueel nodige materiaal en gereedschap moeten ter beschikking gesteld worden door de gebruiker (jouw land- of tuinbouwbedrijf). Er dient vanzelfsprekend ook steeds rekening gehouden te worden met alle regels inzake de veiligheid en de gezondheid op het werk.

     

    Familie/Vrienden

    Niets zo gemakkelijk als vrienden en familie die regelmatig een handje komen toesteken op het bedrijf. Maar mag dit wel?

    Familie

    Voor het inschakelen van eigen familie op je bedrijf zijn de regels eenvoudig en duidelijk. Alle familieleden van 1ste en 2de graad mogen gratis en occasioneel meehelpen op het bedrijf. Dit zijn (schoon)vaders/moeders, (schoon)zoons/dochters en (schoon)broers/zussen. Dit alles kan zonder registratie in het DIMONA-systeem.

    Andere familieleden moeten ingeschreven worden volgens de sociale wetgeving.

    Opgelet: vennootschappen hebben geen familie!

    Vrienden en kennissen

    Is niet toegelaten om gratis te komen helpen. Er bestaat geen vrijwilligerswerk van vrienden in een commercieel bedrijf.

    Geen sociale uitkering

    Het is in alle gevallen wel essentieel dat de betrokken personen geen sociale uitkeringen krijgen zoals ziekte-of werkloosheidsuitkeringen.

    Iemand die met brugpensioen is (de nieuwe naam is SWT) wordt ook als een werkloze beschouwd. Voor gepensioneerden bestaat er onder de 65 jaar een beperkte toegelaten activiteit. Na de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar is er geen enkele beperking wat de mogelijkheid om een bijkomende activiteit te verrichten betreft.

    Verzekering

    Familieleden, vrienden en kennissen zijn geen werknemers en vallen bijgevolg niet onder de verzekeringspolis arbeidsongevallen. Het is daarom aangewezen om een verzekering af te sluiten met dezelfde inhoudelijke waarborgen als de arbeidsongevallenpolis voor personen die onbezoldigd en tijdelijk meehelpen op het landbouwbedrijf.